Officier, oudtijds iemand, die een ambt bekleedt, thans in de weermacht de algemeene naam van bevel-voerenden; men onderscheidt subalterne o. (b. d. landmacht 2e-luit., 1e-luit. en kapitein of ritmeester, b. d. zeemacht luit.-ter-zee-3e kl., 2e kl. en 1e kl.), hoofdofficieren (b. d. landmacht majoor, luit.-kolonel en kolonel, b. d. zeemacht kapitein-luitenant ter zee en kapitein-ter-zee) en opperofficieren (b. landmacht generaal-majoor, luitenant-generaal en generaal, b. d. zeemacht schout-bij-nacht, vice-admiraal, luit.-admiraal en admiraal [in sommige rijken nog commodore, een rang tusschen kap.-ter-zee en schout-bij-nacht]). In sommige legers nog bijzondere rangen als maarschalk, generaal-kwartiermeester, commandant, enz. Andere onderscheiding is die tusschen beroepsofficier en reserve-officier; laatstgenoemde komen slechts onder de wapenen bij oorlog of oorlogsgevaar en ter onderhouding en verdere ontwikkeling van hun militaire kundigheden. — Officierspatrouille: kleine afdeeling onder aanvoering van een officier, uitgezonden bij belangrijke verkenningen. — Officier van piket, is in garnizoen en te velde belast m. d. politiedienst; onder zijn toezicht staan de wachten.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk