Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Naamlooze vennootschap

betekenis & definitie

Naamlooze vennootschap - (Fr. société anonyme, Hd. Aktiengesellschaft, E. company with limited liability), vennootschap met een in aandeelen verdeeld vast kapitaal, voor welker verplichtingen de aandeelhouders niet aansprakelijk zijn ; zij zijn alleen gehouden tot storting van het bedrag hunner aandeelen in de kas der vennootschap (art. 40 K.). Onze wet kent haar slechts voor handelsondernemingen. In de praktijk wordt echter deze vennootschapsvorm ook gekozen voor burgerlijke ondernemingen. Deze nemen daardoor niet het karakter van koopman volgens het Wetb. v. K. aan (Hooge Raad 7 Febr. 1889, W. 5692).

Haar naam ontleent de n. v. aan het niet voeren van firma of naam van een der vennooten ; de naam moet het voorwerp der onderneming uitdrukken (art. 36 K.). Bij omzetting eener particuliere onderneming in een n. v. wordt echter veelal de oude naam met het voorvoegsel „voorheen” in den naam der n. v. opgenomen. — Vóór het tot stand komen eener n. v. moet de akte van oprichting of een ontwerp daarvan, ter bewilliging aan de Koningin worden ingezonden. Bij elke verandering in de voorwaarden (statuten) en de verlenging der vennootschap wordt gelijke Kon. bewilliging vereischt (36 K.). De v. wordt beheerd door daartoe door de vennooten aangestelde bestuurders (directeuren) (44 K.). Soms binden de statuten de aandeelhouders bij hun benoeming aan een, b.v. door commissarissen of preferente aandeelhouders op te maken voordracht (z.g.n. autocratische of oligarchische clausule; vooral sinds den wereldoorlog werd zij meermalen ingevoegd teneinde buitenlandschen invloed te weren); of de wet dit toelaat is betwist. De wet laat de benoeming toe zoowel van aandeelhouders als van anderen. Ook of de directie aan het toezicht van commissarissen zal zijn onderworpen en of de directeuren al of niet een bezoldiging zullen genieten, beslist de wet niet (44 K.). De uitdeelingen (zie DIVIDEND) geschieden uit de inkomsten, na aftrek van al de uitgaven (uit de winst dus). Er kan echter worden overeengekomen, dat die uitdeelingen niet meer dan zekere hoeveelheid zullen bedragen (49 K.). De Kon. bewilliging zal niet worden verleend tenzij blijke, dat de eerste oprichters tezamen ten minste een vijfde van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen ; er zal voorts een termijn worden bepaald, binnen welke het overige gedeelte der aandeelen zal moeten geplaatst zijn. Die termijn is voor verlenging vatbaar (50 K.). — De hoogste macht in de n. v. vormen de aandeelhouders gezamenlijk. Zij oefenen die veelal uit in de algemeene vergadering van aandeelhouders. Directeuren en commissarissen mogen niet als gemachtigden bij de stemming optreden (54 K.). Luiden de aandeelen aan toonder, zoo is echter door het gebruik van stroomannen het doel dezer bepalingen gemakkelijk te verijdelen.

De regeering eischt, dat aan ieder aandeelhouder stemrecht zal worden toegekend. Door het scheppen van onderaandeelen is ook daaraan te ontkomen. — De directie is verplicht eenmaal ’s jaars aan de vennooten opgave te doen van de winsten en verliezen door de v. in het afgeloopen jaar gehad of geleden. Die opgave kan geschieden hetzij in een algem. vergadering, hetzij door de toezending van een staat aan iederen vennoot, hetzij door een aan de vennooten aangekondigde ter visie legging gedurende zekeren bij de akte bepaalden tijd (55 K.). Een ontbonden v. wordt door de directie vereffend, tenzij bij de akte anders is bepaald (56 K.). — De n. v. als vennootschapsvorm heeft in de laatste tientallen jaren een groote beteekenis gekregen. Oorspronkelijk gedacht als vorm van vennootschap in het bijzonder voor groote ondernemingen, waarvan het risico moeilijk onbeperkt door de deelnemers kon worden aanvaard (zie AANSPRAKELIJKHEID), heeft zij meer en meer ook voor kleinere ondernemingen tospassing gevonden, juist ook om de beperking der aansprakelijkheid, welke haar eigen is. Het aantal n. v. is hier te lande dan ook toegenomen van 2324 in 1897 tot 9807 in — Sinds 1 Mei 1918 zijn de uitkeeringen der n. v. volgens de wet op de Dividend- en Tantièmebelasting 1917 van 11 Jan. 1918, Stb. 4, gew. 26 Mrt. 1920, Stb. 160, onderworpen aan een heffing van 5 % (art. 10). De belasting is verschuldigd door de vennootschap (art. 11). Krachtens de wet van 26 Juli 1818, Stb. 602, wordt deze belasting ten behoeve der gemeenten met 30 opcenten verhoogd (art. 1), terwijl de gemeenten zelf nog ten hoogste 18 opcenten kunnen heffen.

Van deze bevoegdheid kan echter slechts worden gebruik gemaakt, indien en voor zoover hetgeen alsdan te zamen met voormelde 30 opcenten van de hier bedoelde belastingplichtingen ten behoeve van de gemeente wordt geheven, percentsgewijze niet hooger is dan 3/5 van het percentage, dat in het laatst verstreken belastingjaar in die gemeente van het hoogste inkomen is geheven. Het heffen van bedoelde 18 opcenten is uitgesloten, indien in het laatst verkopen belastingjaar geen plaatsel. directe belasting naar het inkomen in de gemeente is geheven (art. 2). — Op de akte van oprichting eener n. v. moet een evenredig registratierecht worden betaald van 21/2 % over het volgestorte en 1/4 % over het niet volgestorte deel van het kapitaal (art. 46 Registratiewet 1917). — Zie voor de geschiedenis onzer n. v.: Mr. E. J. J. v. d. Heyden, De ontwikkeling van de n. v. in Nederl. vóór de codificatie, Ac. Prft., Utr. 1908. De voornaamste bijzonderheden (doel, bestuur, commissarissen enz.) van elk der bestaande Ned. n. v. zijn te vinden in Mrs. van Nierop en Baak’s Naaml. Vennootschappen, dat jaarl. verschijnt.