Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aansprakelijkheid

betekenis & definitie

Aansprakelijkheid - (verantwoordelijkheid), het verbonden zijn voor de rechtsgevolgen van eenige daad of eenig ander feit. Men onderscheidt strafrechtelijke en burgerrechtelijke a., naar gelang de rechtsgevolgen liggen op het gebied van het strafrecht of van het burgerlijk recht.

De burgerr. a.(zie ookVERBJNTENIS) kan gegrond zijn 1) óf op overeenkomst óf op een ander feit, b.v. onrechtmatige daad; 2) óf op eigen óf op anderer handelen. Het laatste kan b.v. het geval zijn, waar men wordt vertegenwoordigd door een ander, zooals door een voogd, een lasthebber (art. 1844 B.W.); ook in de gevallen, waarin iemand aansprakelijk is voor onrechtmatige daden van anderen. Zoo zijn de ouders of voogden aanspr. voor de schade, veroorzaakt door de minderjarige kinderen, die bij hen inwonen en over wie zij de ouderlijke macht of de voogdij uitoefenen; de meesters en degenen, die anderen aanstellen tot de waarneming hunner zaken, voor de schade door hunne dienstboden en ondergeschikten veroorzaakt in de werkzaamheden, waartoe zij dezen gebruikt hebben; de schoolonderwijzers en werkmeesters voor de schade, door hunne leerlingen en knechts veroorzaakt, gedurende den tijd, dat dezen onder hun toezicht staan. Deze a. houdt echter op, voor de ouders, voogden, schoolonderwijzers en werkmeesters (niet ook voor degenen, die anderen aanstellen tot de waarneming hunner zaken), indien zij de daad, voor welke zij aanspr. zouden zijn, niet hebben kunnen beletten (art. 1403 B.W.). Verder is men aanspr. voor schade veroorzaakt door zaken, welke men onder zijn opzicht heeft (1403 B.W.), en is de eigenaar van een dier of degene, die zich daarvan bedient, zoolang dit tot zijn gebruik strekt, aansprakelijk voor de schade, welke het dier heeft veroorzaakt, hetzij het onder zijn toezicht en bewaring dan wel verdwaald of ontsnapt zij (1404 B.W.). Ten slotte is de eigenaar van een gebouw aanspr. voor de schade, door geheel of gedeeltelijke instorting daarvan veroorzaakt, indien deze door verzuim van onderhoud of door een gebrek in den bouw of de inrichting is teweeg gebracht (1045 B.W.). De a. omvat in den regel het geheele vermogen (1177 B.W.), dat daarvoor desnoods kan worden uitgewonnen. Vooral wanneer men zijn belangen door een vertegenwoordiger moet laten waarnemen, kan deze a. soms zeer bezwaarlijk zijn. Daarom heeft men op dien regel eenige uitzonderingen moeten toelaten. Een der oudste voorbeelden van beperkte a. is die van den reeder voor de handelingen van den schipper (zie AFSTAND). Hare groote beteekenis heeft de beperkte a. echter eerst in de 19de eeuw gekregen op het gebied van het vennootschapsrecht.

Indien voor omvangrijke ondernemingen groote kapitalen moeten worden bijeengebracht, waarvan het beheer niet door de talrijke deelnemers zelf kan geschieden, is onbeperkte a. voor de verbintenissen der vennootschap een beletsel. Juist de vermogenden zullen huiverig zijn, deel te nemen. Beperking van de a. der vennooten werd echter in vroeger jaren niet overal toelaatbaar geacht. In ons land was men in dat opzicht zeer ruim van opvatting en op voorbeeld van de Oost-Indische Compagnie werden een groot aantal ondernemingen opgericht, die, in ieder geval feitelijk, beperkte a. bezaten. Zoo is de naamlooze vennootschap ontstaan, die vooral in de laatste tientallen jaren steeds grooter verbreiding heeft gekregen en zelfs voor kleine ondernemingen meer en meer als vorm wordt gekozen (zie NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP). Niet overal echter heeft eene dergelijke rechtsontwikkeling ongestoord plaats gehad.

In Engeland met name is zij onderbroken door de Bubble Act van 1719, uitgevaardigd naar aanleiding van de South Sea Bubble. Bij deze Act werd de oprichting van ondernemingen met bep. a. verboden. Zij gold tot 1825, maar ook toen werd de bep. a. nog niet als een normaal rechtsinstituut erkend. Dit werd eerst stap voor stap bereikt door verschillende wetten en niet dan nadat de ondergang van ondernemingen telkens in den breeden kring van hen, die niettegenstaande de onbeperkte a. daaraan hadden deelgenomen, zijne slachtoffers had gemaakt. Behalve bij de naaml. venn. kent onze wet bep. a. bij de coöperatieve vereenigingen, echter alleen, indien de statuten zulks uitdrukkelijk bepalen (art. 7 der betreffende wet). Duitschland kent haar ook nog op geheel ander gebied, n.l. voor schade door een automobiel aangericht.