Motor- en rijwielwet. - Wet van 10 Febr. 1905, Stb. 69, laatstel. gew. 18 Juli 1910, Stb. 237, houdende regeling van het verkeer op de wegen in verband met het gebruik van motorrijtuigen en rijwielen. Zij regelt o. a. de mogelijkheid om wegen te sluiten voor het verkeer met rijwielen en motorrijtuigen in het algemeen of alleen met motorrijtuigen van bepaalde soort of met alle motorrijtuigen behalve tweewielers (artt. 3—8). Verder eischt zij o. a. van den eigenaar of houder van een motorrijtuig het bezit van een nummerbewijs, van den bestuurder het bezit van een rijbewijs (art. 9).
Overeenkomstig art. 2 geeft een Motor- en Rijwielreglement, vastgesteld bij K. B. van 6 Nov. 1905, Stb. 294, laatstel. gew. 15 Oct. 1918, Stb. 563 (waarna de tekst opnieuw is bekend gemaakt bij K. B. van 24 Dec. 1918, Stb. 834) voorschriften ter bevordering van de vrijheid en veiligheid van het verkeer op de wegen in verband met het gebruik van motorrijtuigen en rijwielen, alsmede ter regeling van het verkeer op rijwielpaden. Dit bevat bepalingen aangaande stuurtoestel, remtoestel en geluidsignaal van motorrijtuigen en rijwielen, het voeren van lichten aan motorr., rijw. en andere rij- en voertuigen, het uitwijken door en voor motorr. en rijw., het doen stilhouden van motorr. en rijw. en, voor zoover motorr. betreft, het in rust brengen van den motor, het doen trekken door motoren van andere rij- en voertuigen en het gebruik van rijwielpaden. Zie ook de bepalingen van het op 11 Oct. 1909 te Parijs gesloten internat, verdrag betreffende het verkeer met automobielen, bekend gemaakt bij K. B. van 7 Sept 1910, Stb. 277.