Mokanna - de gesluierde, bijnaam van een godsdienstijveraar, wiens eigenlijke naam verschillend wordt overgeleverd, maar volgens Biroeni Hasjim b. Hakim luidde. Hij trad op in de provincie Khorasan, onder de regeering van den khalief Mahdi als hoofd van de Mobajjida, zoo genoemd naar de witte kleederen, die zijn aanhangers droegen en de witte vaandels, die zij in den strijd voerden. Omtrent zijn leer is weinig met zekerheid bekend, maar zooveel staat vast, dat deze met het communisme van den Perzischen ketter Mazdak samenhing en aan den orthodoxen Islam vijandig was. Hij droeg altijd een masker (vandaar zijn bijnaam) en gaf zich naar het schijnt voor een incarnatie der godheid uit.
Ook het vermogen van wonderen te verrichten, met name het doen opgaan van de maan uit een bron bij Nakhshab, werd hem door zijn volgelingen toegeschreven. Door de troepen van den khalief vervolgd, wist hij zich 14 jaar lang staande te houden en, tot het uiterste gebracht, stak hij de vesting, waarin hij vertoefde, in brand en kwam met de zijnen in de vlammen om. Moore behandelde zijn geschiedenis in zijn bekend gedicht Lalla Rookh.