Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Melk

betekenis & definitie

Melk - de uit de melkklieren der vrouwelijke zoogdieren, kort na een geboorte zich afscheidende vloeistof, die het jonge wezen tot voedsel dient. Ze bestaat in hoofdzaak uit: water, vet, kaasstof, eiwit, melksuiker en minerale zouten. Verder vindt men er o. a. in: citroenzuur, lecithine, cholesterine en enzymen. De quantitatieve samenstelling is voor de melk van een en dezelfde diersoort zeer verschillend van verschillende individuen, en in verschillende jaargetijden, zoodat alleen een gemiddelde aangegeven kan worden.

De voedingsvoorwaarden schijnen op de samenstelling slechts weinig invloed uit te oefenen; de samenstelling van het vet is hiervan intusschen in hooge mate afhankelijk. De procentische samenstelling der melk is gemiddeld: Bijna steeds verstaat men onder „melk” de koemelk. Ze vormt het uitgangsmateriaal voor de bereiding van boter, waarbij de karnemelk als nevenproduct gewonnen wordt, van kaas, van kefir en yoghurt, die er door de werking van bepaalde bacteriën uit ontstaan, van gecondenseerde melk, melkpoeder, caseïne, melksuiker, enz. Door „volle” melk verstaat men de niet ontroomde, door „magere ’ melk de van vet bevrijde melk. Het vet komt erin voor in den vorm van uiterst kleine druppeltjes, waarvan bij het laten staan de grootere opstijgen en den room vormen. Alleen met behulp van een microscoop zijn de vetballetjes afzonderlijk te zien; ze hebben een middellijn van ⅟100 tot ⅟1000 millimeter.