Matsijs - 1) Cornelis, schilder en graveur, geboren 1511 te Antwerpen, gestorven aldaar na 1580; wsch. zoon van Quinten Matsijs. Hij schilderde hoofdzakelijk genre en is eigenlijk de onmiddellijke voorlooper van Breughel. In het Rijksmuseum te Amsterdam vindt men een staal van zijn werk.
Het is onzeker, of de graveur Matsijs, van wien zooveel prenten bewaard zijn, identiek is met den hier besproken schilder. Litt.: zie Wurzbach’s Niederl. Künstlerlexikon.
2) Jan, schilder, zoon van Quinten Matsijs, geb. te Antwerpen 1509, gest. aldaar 1575. In 1544 werd hij als Protestant verbannen; naar het schijnt, keerde hij eerst in 1558 weer naar Antwerpen terug. Hij schilderde gewoonlijk genre-achtige onderwerpen, met levensgroote, rijk-gecostumeerde figuren, die zeer origineel opgevat zijn. Stalen van zijn werk in de musea te Antwerpen, Brussel, Karlsruhe, Parijs, Stockholm en Weenen. — Litt.: zie Wurzbach’s Niederl. Künstlerlexikon.
3) Quinten, schilder, geb. omstreeks 1466 te Leuven, gest. 1530 te Antwerpen; kwam voort uit een familie van smeden en bekwaamde zich aanvankelijk in dit vak. Daarna werd hij schilder. Wie zijn meester was, is niet uit te maken. Ook over zijn werk voor 1506 weten wij eigenlijk slechts weinig. Zijn betrekkingen tot Dirk Bouts en diens zoon Albert zijn nog zeer hypothetisch. De beoordeeling van zijn werk moet uitgaan van het groote Anna-altaar in het Museum te Brussel (1509) en het altaar met de beweening van Christus te Antwerpen (1511). Het laatste stuk is veel beter bewaard dan het eerste: een vergelijking is dus eenigszins gevaarlijk. Maar beide stukken toonen ons Matsijs als een buitengewoon veelzijdig en sterk schilder.
Bij het laatste stuk in het bijzonder valt de realistische kracht van uitdrukking in details op, zoodat men dit stuk wel bijna als een bode van een nieuwen tijd, met andere belangstelling, mag beschouwen. In zijn latere werken komt deze volmaakt subjectieve opvatting van zijn onderwerp nog sterker aan den dag. Zijn geheele oeuvre getuigt van een hooge cultuur en een bewust streven naar verfijning, een persoonlijken smaak, die voor het gewone en plompe terugschrikt. Zijn kunst is in zekeren zin aristocratisch; invloeden van Italiaansche kunst, in het bijzonder van Leonardo, zijn hem niet vreemd. In enkele gevallen kunnen wij zelfs met zekerheid zeggen, dat hij een motief van Leonardo overgenomen heeft. Zijn werken leert men het best kennen in de musea te Brussel, Antwerpen, Berlijn, Londen, München en Parijs. — Litt.: Max J. Friedländer, von Eyck bis Bruegel (Berlijn 1916); zie verder Wurzbach’s Niederl. Künstlerlexikon.