Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Marken

betekenis & definitie

Marken - Gem. en eil. in Nd.-Holl. tegenover Monnikendam, daarvan door de Gouwzee gescheiden; 294 H.A., alles lage kleigrond, die als grasland wordt gebruikt. Slechts een lage kade sluit het eil. van de Zuiderzee af, zoodat het bij eenigszins hooge vloeden overstroomd wordt, „vol loopt”. De huizen zijn daarom op een zestal hoogten of anders op palen gebouwd. Bij stormvloeden kan het er gevaarlijk worden: in 1700 spoelden 4 buurten weg; in 1877 dreven vele lijken van het kerkhof en in 1916 zijn zelfs eenige personen verdronken.

De huizen, meestal van hout, met steenen onderbouw, staan in zes „buurten” bijeen, nl. Monnikenwerf (met kerk, school, gemeentehuis, enz.), Nieuwe Buurt, Kets, Grootewerf, Rozenwerf, Moeneswerf en Wittewerf. De zevende heuvel is Altena, het kerkhof. Aan de Oostpunt staat de vuurtoren, oorspronkelijk door Nic. Witsen gebouwd, maar in 1839 door een nieuwen vervangen. Het eil. telt 1400 inw., die hoofdzakelijk van visscherij leven, vooral ansjovis, ’s winters spiering.

De Weilanden leveren hooi, waarvoor grootendeels de vrouwen zorgen. De ouderwetsche kleederdracht trekt jaarlijks veel bezoekers, met wie een drukke handel in antiquiteiten gedreven wordt. In 1232 schonken eenige geloovigen de eene helft van het eil. aan de abdij Mariëngaarde bij Leeuwarden, waarna dit klooster in 1251 ook de andere helft kocht. Er werd nu een uithof der abdij gebouwd, Markerhoofd geheeten, waaraan „Monnikenwerf” nog herinnert. Graaf Willem IV echter hief deze uithof op (1344); de roerende goederen werden verkocht en weldra ook de landerijen, die vooral door Amsterd. families aangekocht werden. In 1464 deed de abt van Mariëngaarde nog een poging om ze terug te krijgen, doch tevergeefs.

< >