Mansel - (Henry Longueville), Engelsch wijsgeer en theoloog, 1820—71, prof. te Oxford, Dean of St. Paul’s, is de bekendste aanhanger van William Hamilton, maar toont zich in zijn geschriften nog meer door Kant beïnvloed. Het grondprobleem der metafysika is: het vaststellen van het onderscheid tusschen werkelijkheid en verschijning. De eenige substantie, waarvan wij ons direct bewust zijn, is ons eigen persoonlijk wezen.
De filosofie van het Absolute (Fichte, Schelling, Hegel) voert onvermijdelijk tot atheïsme en pantheïsme. Het absolute is niet door het denken kenbaar, maar ons bewustzijn daarvan berust op de Christelijke openbaring. Begrijpbaarheid en werkelijkheid vallen niet samen. De rationalistische tegenwerpingen tegen de dogmen van het Christelijk geloof vervallen door het inzicht in de perken van ons denken. De vereeniging van de goddelijke en menschelijke natuur in Christus is niet raadselachtiger dan de coëxistentie van een of ander eindig ding met het oneindige. Hoofdwerken: Prolegomena Logicae (1851), Mans conception of Eternity (1854), Psychology (1855), Metaphysics (1860), The limits of Religious Thought (3e dr. 1867), Phil. of the conditioned (1866), Letters, Lectures and Reviews (1873).