Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Mani

betekenis & definitie

Mani - stichter van de secte der Manicheërs, bij Westersche schrijvers ook wel Manes (Manichaeus) genoemd, trad voor het eerst met zijn leer op in 242, volgens Oostersche bronnen op den kroningsdag van koning Sjapoer (20 Maart). Gedurende de regeering van dezen vorst stond hij in hoog aanzien, maar onder Behram I (273—276) werd hij voor een kettergericht gesteld en levend gevild. Westersche schrijvers beweren, dat hij oorspronkelijk een Mithra-priester en van Perzische afkomst was, maar dit schijnt twijfelachtig.

Het tooneel zijner werkzaamheid was vooral Ctesiphon en de omstreken van deze stad, ofschoon hij volgens de berichten vele jaren op reis doorbracht, vermoedelijk om zijn leer te verspreiden. Omtrent die leer zie MANICHEISME.

< >