Liturgie, - de vaststaande elementen van den Kultus of de godsdienstoefening (eeredienst) der gemeente. Het Gr. woord beteekent eigenlijk een belangelooze dienst aan den staat bewezen. In de papyri krijgt het een meer sakrale beteekenis, Paulus gebruikt het niet alleen bij opofferingen voor de zending (2 Kon. 9 : 12, Phil. 2: 30), maar noemt ook zichzelf liturg in een verband, dat aan den offerdienst herinnert (Rom. 15:16). De engere beteekenis van het N. T. past goed bij een ambt, om bepaalde door God gewilde diensten te verrichten.
Hand 13 :2 krijgt die dienst een bijzondere beteekenis, die later de algemeene wordt, o. a. blijkens Didache 15: Kultus der Chr. gemeente. Degene, die namens de gemeente handelt of de leiding heeft, heet liturg en de theorie of de wetenschap van de 1., een deel van de praktische theologie heet Liturgiek. Vgl. J. H. Gunning, Onze Eeredienst (1890); E. F. Kruyf, Liturgiek (1901); A. Kuyper, Onze eeredienst (1911) ; H. H. Meulenbelt, Onze onderlinge bijeenkomst (1918). In de groote steden worden thans wel eens kerkbeurten aangeduid als liturgische dienst. Iedere kerkdienst is liturgisch, maar de bedoeling is dan, dat er veel meer werk van de 1. gemaakt wordt tegenover de prediking dan gewoonlijk.