Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lijkverbranding

betekenis & definitie

Lijkverbranding - (crematie). Een behandelingswijze van lijken, waarbij deze aan den invloed van zeer hooge temperatuur worden blootgesteld en daardoor verbranden, zoodat tenslotte slechts de minerale deelen in den vorm van asch overblijven. In de oudheid is de l. een zeer gebruikelijke behandeling van lijken geweest, onder den invloed van den Christel. Godsdienst heeft ze voor de begraving plaats gemaakt. Eerst in den modernen tijd wint de toepassing der l. weer veld.

Omtrent de vraag, of aan verbranding of aan begraving de voorkeur moet worden gegeven, is veel gestreden. Voor een belangrijk deel is het een gevoelskwestie. De voorstanders der verbranding voeren echter ook hygiënische en economische gronden aan. Zij meenen, dat de begraving kans geeft op de mogelijkheid van besmetting, verontreiniging van bodem en water. Ook wijzen zij op de toenemendemoeilijkheden, welke de begraafplaatsen bij de uitbreiding der steden opleveren, de kostbaarheid der doode begraafplaatsen in beslag genomen terreinen en de waarde daarvan voor andere doeleinden. Aan den anderen kant worden vele tegenstanders bij hun oordeel geleid door godsdienstige overwegingen : het verbranden zou een heidensche gewoonte zijn en voor Christenen in het bijzonder niet toelaatbaar met het oog op de wederopstanding des vleesches. De voorstanders wijzen er op, dat het proces der verbranding in den grond der zaak slechts hetzelfde tot stand brengt in korten tijd, wat het vergaan van de lijken in den bodem in zeerlangen tijd volvoert. Ook aan de eischen der piëteit ten opzichte der afgestorvenen kan door de wijze, waarop de 1. geschiedt, geheel völdaan worden.

Voor ons land wordt door de tegenstanders nog aangevoerd, dat de Ned. wétgeving zich tegen de verbranding verzet, daar art. 1. der Begrafeniswet voorschrijft, dat elk overleden persoon in een gesloten kist op een begraafplaats moet worden begraven. Desniettemin is hier te lande bij de begraafplaats Westerveld te Driehuizen, gemeente Velsen, een inrichting tot crematie (crematorium) tot stand gekomen onder beheer der Ned. Vereen, voor facultatieve lijkverbranding. Op 1 Sept. 1914 werd aldaar de eerste verbranding verricht. Ten einde een beslissing te verkrijgen omtrent de vraag of onze wetgeving zich daartegen inderdaad verzet, werd zoowel tegen de bloedverwanten van den overledene als tegen genoemde vereeniging een strafvervolging ingesteld en tot in hoogste instantie doorgevoerd.

Bij twee arresten, beide van 1 Maart 1915, N. J. bl. 663 en bl. 665 besliste de Hooge Raad, dat weliswaar de wetgever zich bij de samenstelling der Begraf.wet op het standpunt heeft gesteld, dat lijkverbranding niet zou zijn geoorloofd, maar dat die bedoeling in de wet geen uitdrukking heeft gevonden ; immers een uitdrukkelijk verbod van verbranden wordt daarin niet aangetroffen. Verder besliste de H. R., dat, hoewel de wet het voorschrift inhoudt, dat ieder lijk moet worden begraven, de wetgever heeft verzuimd de personen aan te wijzen, die met de zorg voor het begraven worden belast. Zoo min op grond van het niet begraven als op grond van het verbranden, kan dus strafrechtel. aansprakelijkheid worden aangenomen. — Het proces zelve der l. geschiedt zoo, dat men in een steenen oven, die tot witgloeihitte is verwarmd, het te verbranden lijk brengt. De heete gassen, die men er in toelaat, komen met het lijk in aanraking en verbranden dit zonder rook of onwelriekende gassen te veroorzaken. De duur der l. bedraagt in de moderne ovens ongeveer een uur.