Lijk (cadaver) - cadaver, het overblijfsel van mensch, dier of plant na den dood. Als na den dood der organen de levensprocessen alle hebben opgehouden, begint spoedig in het lijk een reeks van processen van ontbinding. Eerst treedt de lijkverstijving op, dan het uittreden van het bloed uit de vaten, terwijl het uitgetreden bloed naar de diepst gelegen plaatsen (meestal dus den rug) zinkt, daarna komen de rottingsprocessen, het eerst aan den buik door het optreden van de lijkenvlekken te zien (zieDOOD). —Elk menschelijk lijk moet volgens de wet binnen een zekeren termijn begraven worden. Deze termijn is minstens drie maal 24 uur, ten einde een arts in de gelegenheid te stellen den dood met zekerheid uit de lijkverschijnselen te kunnen constateeren.
Eerst wanneer de arts verklaard heeft, dat iemand dood is, wordt het verlof tot begraven gegeven, dat dan uiterlijk 5 maal 24 uur na den dood moet zijn geschied. Door den burgemeester kan verlof tot uitstel van begraven of tot niet-begraven gegeven worden, het laatste met het oog op de ontleding van lijken. — Het conserveeren van lijken, om de ontbinding tegen te gaan, kan op verschillende wijzen geschieden. Voor de ontleding spuit men in de bloedvaten sterken alkohol of formalineoplossingen, die maken, dat men een l. praktisch zoo lang kan bewaren als men wil (zie verder BALSEMEN in het aanvullingsdeel).