Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lhasa

betekenis & definitie

Lhasa of Lhassa, hoofdstad van Tibet; ± 25.000 inw., gelegen op 3030 M. hoogte aan de Kji-tsjoe, een bijrivier van de Sang-po, in een breed lengte-dal op een uitgestrekt terras. Middelpunt van karavaan- en pelgrimwegen, n.l. naar het N. via Zaidam naar Soe-tsjeoe en Ssining (Noord-China), naar het N.W. naar Jarkand, naar het O. naar Tsjiamdo en Batang (West-China), naar het W. naar Leh en Pendsjab, naar het Z. over Towang naar Assam. Als residentie van den Dalai-Lamai de incarnatie van Boeddha op aarde, is L. voor de Lamaïstische Boeddhisten de heilige stad bij uitnemendheid en wordt daarom jaarlijks door tallooze pelgrims bezocht. De stad heeft vele, indrukwekkende openbare gebouwen, waaronder de vier hoofdkloosters Samje, Galdan, Saror en Braipang.

Kloosters vindt men ook veel in de omgeving der stad, o. a. het kolossale klooster- en tempelpaleis van den Dalaï-Lama Po-ta-la, waaraan ook een Boeddhistische hoogeschool verbonden is. Om de stad heen loopt een breede weg, die door de pelgrims afgeloopen moet worden. L. is ook residentie van het burgerlijk bestuur van Tibet en van den Chineeschen Amban. Behalve Tibetanen wonen ook veel Mongolen, Nepaleezen en Kasjmiri in de stad. De eersten zijn meerendeels Lama’s, de anderen kooplieden. Er is industrie van zijden- en wollen stoffen, metaalwerk, heiligenbeeldjes en andere voorwerpen ten behoeve van den Boeddhistischen ritus, waarmee een levendige handel gedreven wordt. Sedert de eerste helft van de 19de eeuw is de toegang tot Lh. voor Europeanen verboden, en, uitgezonderd de Engelsche expeditie onder Younghusband in 1904, is de stad, ondanks herhaalde pogingen, ook in dien tijd niet door Europeanen bezocht.

< >