Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lens

betekenis & definitie

Lens - 1) lichaam van glas of een andere doorzichtige middenstof, met behulp waarvan een beeld van een lichtpunt wordt verkregen. Met behulp van twee omwentelingsoppervlakken van bepaalde gedaante (aplanatische oppervlakken) en dezelfde as van wenteling, aan welke oppervlakken de lichtstralen gebroken worden, gelukt het de lichtstralen afkomstig van een punt (lichtpunt) op de as volkomen zuiver te vereenigen in een ander punt (beeldpunt) van die as (zie GEDEFORMEERDE LENS). Minder nauwkeurig gelukt dit voor de punten der as bij gebruik van gecentreerde boloppervlakken. De gewone l. zijn door dergelijke oppervlakken begrensd.

Naar de ligging der middelpunten der begrenzende boloppervlakken wordt onderscheid gemaakt tusschen dubbelbolle (biconvexe) l., begrensd door twee (vanaf de buitenzijde beschouwd) convexe boloppervlakken, dubbelholle (biconcave) l., begrensd door twee concave boloppervlakken, holbolle (concaaf-convexe) en bolholle (convex-concave) l., begrensd door één concaaf en één convex boloppervlak. De dubbelbolle en holbolle l. zijn in het midden dikker dan aan den rand, bij de dubbelholle en bolholle l. is het omgekeerde het geval. De overgang tusschen de dubbelholle en de holbolle l. wordt gevormd door de platbolle (planconvexe) l., waarvan één grensvlak een plat vlak is, de overgang tusschen de dubbelholle en de bolholle l. wordt gevormd door de platholle (planconcave) l., waarvan eveneens één grensvlak een plat vlak is. Vallen lichtstralen, evenwijdig aan de as, waarop de middelpunten liggen (hoofdas), van de ééne zijde op eene bolle (convexe) l., dan worden ze in een hoofdbrandpunt aan de andere zijde er van vereenigd, de afstand van de (dun onderstelde) tot dit brandpunt heet hoofdbrandpuntsafstand. Aangezien de lichtstralen inderdaad in dit punt worden vereenigd, noemt men het brandpunt reëel. Vallen daarentegen lichtstralen van de ééne zijde op een holle (concave) l., dan schijnen deze na doorgang door de l. uit een punt aan dezelfde zijde der l. gelegen te komen, dit punt wordt een virtueel brandpunt genoemd. Een convexe l. wordt daarom ook wel een verzamellens, een concave l. een verstrooiingslens genoemd. Wanneer de middenstof aan beide zijden der l. dezelfde is, dan zijn bij een dunne l. de hoofdbrandpuntsafstanden gelijk aan elkaar, van welke zijde de lichtstralen ook komen.

Vallen evenwijdige lichtstralen in een richting niet evenwijdig aan de as op een l., dan is er ook een brandpunt (bij bolle l. reëel, bij holle l. virtueel), dat gelegen is in een vlak loodrecht op de as in een hoofdbrandpunt (hoofdbrandpuntsvlak), en dat verkregen wordt als het snijpunt van dit vlak met een lijn evenwijdig aan de richting der lichtstralen door het middelpunt der lens (bijas). Is het lichtpunt niet zeer veraf gelegen, zijn dus de invallende lichtstralen niet als evenwijdig aan elkaar te beschouwen, dan ligt het beeldpunt ook op dezelfde bijas als het lichtpunt, ligt dit op de hoofdas, dan ligt het beeldpunt ook op de hoofdas. Is nu f de hoofdbrandpuntsafstand, p de afstand van het lichtpunt tot de l., q de afstand van het beeldpunt tot do l., dan geldt de formule 1/p + 1/q = 1/f, waarbij de hoofdbrandpuntsafstand positief of negatief wordt geteld, naarmate de l. convex of concaaf is, terwijl de grootheden p en q naar verschillende zijden, steeds van de l. af, positief worden geteld. Bij een convexe l. wordt een reëel beeld verkregen zoolang p > f, voor p < f is het beeld virtuëel (q wordt dan negatief). Bij een concave l. wordt steeds een virtuëel beeldpunt verkregen wanneer het lichtpunt reëel is. Alleen een virtuëel lichtpunt (dit is het geval, wanneer convergent licht op de l. valt) kan daarbij een reëel beeldpunt geven. Met behulp van de eigenschappen der brandpunten kan voor een dunne l. de bij een bepaald lichtpunt behoorend beeldpunt steeds door zeer eenvoudige constructies worden gevonden. Bij dikke l. of systemen van l. zijn deze constructies bijna even eenvoudig, wanneer we daarbij gebruik maken van de eigenschappen der hoofdpunten en der knooppunten.

Echter moet dan eerst de ligging dezer punten worden gevonden. Bij een dunne l. vallen al deze punten in het middelpunt der l. samen. — Doordat de regels voor het vinden van de beeldpunten slechts voor kleine openingshoeken der lichtbundels en voor een bepaalden brekingsindex gelden, doen zich, zoodra van deze voorwaarden wordt afgeweken, afbeeldingsfouten voor. Deze fouten moeten bij lenzenstelsels voor kijkers, microscopen, photographische toestellen enz. zoo goed mogelijk worden gecorrigeerd, al naar gelang van het speciale doel, waarvoor deze optische instrumenten zijn ingericht. De correctie dezer fouten vormt dan ook een zeer belangrijk onderdeel van de geometrische leer van het licht, speciaal wat betreft de technische toepassingen hiervan in de fabrieken van optische instrumenten. — In bepaalde gevallen worden wel l. gebezigd, niet begrensd door boloppervlakken. Hiertoe behooren bijv. de bovengenoemde gedeformeerde l., de cylindrische l., terwijl ook voor brilleglazen vaak dergelijke l., die astigmatische eigenschappen bezitten, worden gebezigd. Eindelijk kunnen prisma’s worden voorzien van gekromde vlakken, waardoor met behulp er van reëele beelden kunnen worden verkregen.

2) plantengeslacht der Leguminosen-Papilionaceeën met 6 soorten in het gebied der Middell. Zee, waarvan L. esculenta, de Linze, bij ons gekweekt voorkomt. Het is een rechtopstaande plant met 5-7 parige bladeren met een rank, en blauwachtig witte bloemen.
3) stad in N.-Frankrijk, departem. Pas-de-Calais, 20 K.M. ten N. van Atrecht; L. was het middelpunt van het kolenbekken van Pas-de-Calais, met een oppervlakte van 60.000 H.A., jaarlijksche productie meer dan 15.000.000 ton steenkool per jaar, aantal arbeiders ± 25.000. In den omtrek werden in den oorlog 1914-19 hevige gevechten geleverd. In Sept. 1914 door de Duitschers bezet, in Sept. 1918 door de Engelschen.