Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Lancaster

betekenis & definitie

Lancaster - 1) graafschap in N.W.-Engeland, in ’t W. begrensd door de Iersche Zee; opp. 4300 K.M.2; ± 5.000.000 inw. L. wordt ingenomen door de kustvlakte tusschen de W.-helling van het Penninisch Gebergte, waarvan de uitloopers het O. van het graafschap innemen, en de Iersche Zee. Het O. bestaat uit primaire, grootendeels carbonische, ijzer- en steenkool bevattende gesteenten, het W., dus het laagland, uit trias-gesteenten.

Het laagland is grootendeels geschikt voor den verbouw van aardappelen; het Z. van het trias-gebied bevat rijke zoutlagen. De voordeelen van den bodem en de havenrijke kust hebben L. reeds vroeg tot grooten bloei gebracht. Industrie (vooral textiel) en mijnbouw zijn tot zeer sterke ontwikkeling gekomen, daarnaast landbouw en veeteelt.

2) hoofdstad van het graafschap L., aan den mond van de Lune, 45.000 inw. Bij de andere steden van L. is de hoofdstad in ontwikkeling achtergebleven; het heeft handel en katoenindustrie.
3) stad in ’t N.O. der Ver. St., 100 K.M. ten W. van Philadelphia; 48.000 inw.; handel in tabak en groenten; ijzerindustrie. De stad is het centrum van den z.g. tuin van Pennsylvanië, aanvankelijk een Duitsche kolonie.