Kwallen - Meduzen, dieren behoorende tot de holtedieren. Het lichaam heeft den vorm van een ronde schijf of regens herm, zie plaat Kwallen, fig. 1—5.
In het midden der onderzijde bevindt zich een kortere of langere holle buis, aan wier einde de mondopening gevonden wordt, en aan het einde dikwijls in lappen verdeeld; zie bij POLIEPEN de tekstfiguur, M. De mondopening voert in de darmholte H, die zich in kanalen voortzet, welke tot den rand van het dier verloopen (rk). Het lichaam bestaat uit 3 lagen, de buiten- of huidlaag (as), de binnen- of darmlaag (is) en de steunlaag (st), welke sterk opgezwollen en geleiachtig is. Aan den rand zijn een aantal met netelcellen beladen vangarmen (L) geplaatst, waarmede de dieren hun prooi vangen. Zij planten zich voort door eieren, die in eierstokken (E) gevormd worden. Aan den rand staan een aantal zintuigen (R), die dienst doen als evenwichtsorganen. Het zijn alle zeedieren, die meestal aan de oppervlakte in groote hoeveelheden zwemmen en zich met dierlijk voedsel — soms met zeer groote prooien — voeden. Als zij drijven is de bolvormige zijde naar boven gekeerd, de mond naar onderen.
Zij zwemmen echter met de bolvormige zijde naar voren; door samentrekken van den rand van het lichaam wordt het water met kracht weggestooten, waardoor het dier zich voorwaarts beweegt; de rand verslapt vervolgens en het dier herneemt zijn normale gedaante; de beweging geschiedt derhalve rhythmisch met stooten. Het aantal soorten is zeer groot; de variaties in vorm en bouw buitengewoon. Aan onze kusten leven eenige soorten, die vaak op het strand aanspoelen. De meest bekende is de oorkwal met een middellijn van 40 c.M., blauw of roodachtig, waarmede het strand vaak bedekt is. Grooter is de grijze of blauwachtige wortelkwal, die tot 80 c.M. middenlijn kan verkrijgen. Vele soorten kunnen sterk netelen en het den mensch bij het baden lastig maken.