Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Krankzinnigheid

betekenis & definitie

Krankzinnigheid, is een verzamelnaam voor een aantal geestesafwijkingen. De verschijnselen waaronder deze afwijkingen zich kunnen voordoen, zijn zeer menigvuldige. Manische, melancholische, epileptische symptomencomplexen kunnen het ziektebeeld beheerschen. K. komt zeer vaak familiair en hereditair voor; in het algemeen worden in de familie van krankzinnigen allerlei afwijkingen van het zenuwstelsel aangetroffen.

Al naar den aard der op den voorgrond tredende verschijnselen spreekt men b. v. van grootheids-, godsdienst-, vervolgingswaanzin, enz. De behandeling dezer groep van ziekten geschiedt in daarvoor in het bijzonder gebouwde inrichtingen, de krankzinnigengestichten. Zoowel voor de opname van patiënten in een krankzinnigengesticht als voor de verpleging, verzorging, enz. in zulk een gesticht bestaan uitgebreide wettelijke maatregelen. Bij de wet van 27 Apr. 1884, Stb. 96, laatstel. gew. 27 Apr. 1912, Stb. 165, is een regeling gegeven van het staatstoezicht op krankzinnigen. Dit toezicht strekt zich uit over alle kr. met uitzondering van die, welke, zonder van hunne vrijheid te zijn beroofd, in hunne eigen woning of in die hunner ouders of echtgenooten worden verpleegd. De wet bevat ook bepalingen omtrent de handelingsbevoegdheid van den kr., voor zoover hij niet onder curateele is gesteld.