Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Kabel

betekenis & definitie

Kabel - (electrische sterkstroom-), al of niet geisoleerde draadvormige geleider. Onder niet-geïsoleerden kabel verstaat men een geleider van ineengevlochten draadjes (aderen). Meer gebruikelijk is het woord kabel te bezigen voor de geïsoleerde geleiders, geschikt voor ondergrondsch energietransport. Naar het doel waarvoor deze kabels gefabriceerd worden, de eischen waaraan zij moeten voldoen en den vorm van energie, dien zij moeten vervoeren, onderscheidt men velerlei soorten:

1e naar de spanning: laagspanningskabel en hoogspanningskabel, 2e naar het aantal in één isolatie gevatte geleiders (aderen): éénaderigen kabel, twee-, drie- of meeraderigen kabel, 3e naar de isolatie, gutta-perchakabel, gummikabel en loodkabel.

Deze laatste soort is tegenwoordig verreweg de meest gebruikte. Hier moge daarom de beschrijving ervan volgen. Om elk der aderen, die te zamen den kabel vormen, wordt een isoleerende laag aangebracht, bestaande uit een zeer groot aantal laagjes papier, gedrenkt in olie, vermengd met hars. De dikte dezer laag bepaalt voor het grootste deel de spanning, waarvoor de kabel geschikt is. Tusschen de aldus gevormde cilinders, die gezamenlijk weer in een uit dezelfde papierlagen bestaande isolatie worden gevat, worden jutedraden als vulling aangebracht. Deze papierisolatie is gebleken beter te zijn dan gummi, guttapercha, enz. Zij wordt volkomen bevrijd van alle luchtdeeltjes.

Om de gemeenschappelijke papierisolatie wordt de zgn. loodmantel aangebracht, bestaande uit een naadlooze, daarover geperste looden buis, die ten doel heeft alle vocht uit den kabel te weren. Hierover worden weer enkele papierlaagjes aangebracht, waarna het geheel omgeven wordt door een zgn. pantser, bestaande uit ijzerdraad of -band in meestal twee lagen, van verschillende windingsrichting. Dit pantser heeft ten doel den kabel mechanisch te beschermen; voor gewichtige kabels door waterwegen, die moeilijk na het leggen bereikbaar zijn, wordt veelal een pantser van nauw aaneensluitende profieldraden gebezigd (waterkabel) als bescherming tegen schippershaken, enz. Over de ijzerbewapening wordt tenslotte voor de gemakkelijke hanteerbaarheid een geasphalteerde jutelaag aangebracht. Dergelijke kabels zijn tot voor zeer hooge spanningen in gebruik; boven 30.000 Volt beginnen groote moeilijkheden voor den dag te komen; éénaderige kabel voor 60.000 Volt is evenwel met goed succes toegepast bij den spoorweg Dessau—Bitterfeld. Kabels voor deze zeer hooge spanningen kunnen evenwel alleen met groote kerndoorsneden geconstrueerd worden.