Jósika - (Baron Miklós), 1794—1865, Hong. romanschrijver, afstammeling uit een aristocratisch Zevenbergsch geslacht. In 1818 verliet hij als kapitein den militairen dienst om zich op zijn vaderlijke bezitting uitsluitend aan landhuishoudkunde en litteratuur te wijden. Hier schreef hij zijn eerste romans Abafi en Zólyomi, die zijn naam spoedig door het gansche land bekend maakten.
In snelle opeenvolging verschenen daarop vele werken van dezen buitengewoon vruchtbaren schrijver, die door het nageslacht met recht de Hongaarsche Walter Scott genoemd wordt. Na den Hong. vrijheidsoorlog vluchtte hij in 1849 naar Brussel en vervolgens naar Dresden, waar hij onder het pseudoniem Eszter szerzöje (auteur van Esther), talrijke romans liet verschijnen, veelal ontleend aan de Hong. geschiedenis. Van zijn vele werken moeten hier nog genoemd worden: Az utolsó Batóri (De laatste Batóri), A csehek Magyarországon (De Bohemers in Hongarije); Zrinyi a költö (de dichter Zrinyi); II Ferenc Rakoezi; Egy magyar család a forradalom alatt (Een Hong. familie tijdens de omwenteling) en Eszter.
