Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Immanent

betekenis & definitie

Immanent - In iets blijvend, niet buiten een bepaald gebied gaande (tegenst.: transcendent, overschrijdend). Bij de Scholastieken heette causa immanens (in tegenst. tot c. transiens) een oorzaak, die in het veranderende ding zelf ligt. Volgens Spinoza is God de imm. oorzaak der wereld, daar Hij niet van buiten op haar inwerkt.

Bij Kant heet immanent dat gebruik der Rede, dat zich houdt binnen hare ware grenzen, nl. die der mogelijke ervaring. Volgens de Immanentie-filosofie (Schuppe enz.) is alle werkelijkheid van een immanenten aard, d. w. z, zij existeert alleen binnen een bewustzijn als diens inhoud, niet buiten (en onafh van) een bewustzijn.

De Chr. theologie onderstelt eenerzijds, dat God, als Schepper, boven de wereld verheven is en verwerpt dus het Pantheïsme, dat beiden vereenzelvigt. Toch beteekent deze onderscheiding geen afscheiding. God werkt in de wereld door zijne Voorzienigheid. Hij is het leven van alle leven, de kracht van alle kracht, m. a. w. Hij is immanent in zijn schepping. Dit wordt uitgedrukt door de belijdenis van den Zoon van God, bepaaldelijk van zijn mensch-wording, en van den Heiligen Geest, ook van de schepping van den mensch naar Gods beeld en gelijkenis, zoodat hij kind van God is. Hiermede wordt het deïsme verworpen en de gloed van het godsdienstige leven gehandhaafd. De immanentie wordt vooral door de mystiek gerealiseerd. Met de i. staat en valt het gebed.

< >