Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hoefijzer

betekenis & definitie

Hoefijzer - een ijzeren rand, welke onder den hoef genageld wordt om de te sterke afslijting van den hoorn tegen te gaan. Men onderscheidt aan het hoefijzer een boven- of draagvlakte met een afhellende vlakte, een onder- of grondvlakte met een sleuf of rits, een buitenrand, met een uitgesmeeden lip en een binnenrand. In het ijzer zitten 6 of 8 nagelgaten, waarin de nagels geplaatst worden voor de bevestiging aan den hoef. Het hoefijzer moet zoodanig zijn, dat het alle functies in den hoef, de vormveranderingen bij opvolgende belasting en ontlasting van den hoef vrij laat.

Alle eigenschappen van het hoefijzer zijn daarop berekend. Als materiaal wordt bijna steeds taai Zweedsch ijzer gebruikt. Aluminium en koper, wel eens gebezigd zijn te zacht; staal is te hard en te glad. Geperst papier, wel eens voor ijzers voor renpaarden gebruikt, is voor gewone ijzers niet hard genoeg. Hoefijzers voor paarden, die zich in snelle gangen moeten bewegen, zijn vlak; voor trekpaarden maakt men aan de uiteinden der hakken wel verhoogingen, de kalkoenen, ook wel in het toongedeelte (de stoot).

Er is verschil in vorm tusschen rechter- en linker- en voor- en achterijzer, terwijl er belangrijke verschillen zijn, wat vorm en eigenschappen betreft, van hoefijzers voor paarden voor verschillende diensten, bestemd als renpaarden, jachtpaarden, rijpaarden, tuigpaarden, trekpaarden. Ook weer voor paarden met afwijkende gangen, als strijken, klappen en voor zieke en afwijkende hoefvormen. — De Oude Grieken schijnen nog geen h. gebruikt te hebben, de Rom. in den Keizertijd wel. Zeker hadden ze gietijzeren „paardenschoenen”, maar die dienden misschien alleen voor dieren met zieke of te zachte hoeven. — In de wapenk. worden h. met de uiteinden naar den schildvoet geplaatst, anders heeten zij omgekeerd. Zij kunnen genageld zijn van een andere kleur.