Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Historieschilderkunst

betekenis & definitie

Historieschilderkunst - houdt zich bezig met het weergeven van bepaalde, historische gebeurtenissen, zooals deze zich spiegelen in den geest van den betreffenden kunstenaar, waarbij deze poogt naar zijn opvatting en kennis het historisch gebeuren zoo getrouw mogelijk af te beelden. De historieschilderkunst is van alle tijden. Reeds op de reliefs der Egyptische graven en tempels vinden wij voorstellingen van bepaalde historische gebeurtenissen, vooral uit den tijd van het Nieuwe Rijk (b.v. reliefs met de veldtochten van Sethos I te Karnak). Ook in Babylon en Assyrië komen dergelijke voorstellingen op overwinningsreliefs voor (Stele van Naram-Sims in het Louvre).

De Grieksche kunst, vooral in Hellenistischen tijd kent iets dergelijks. Van de historische schilderijen kan ons het bekende Alexander-Mozaiek van den slag bij Issos (thans Museum te Napels) een denkbeeld geven. Een streven naar historisch realisme (b.v. in de kleeding der Perzen) wordt verbonden met de naar barok-principes gecomponeerde voorstelling van een bijzonder moment van den slag. Wij weten, dat in den Romeinschen Keizertijd historische gebeurtenissen met voorliefde in beeld zijn gebracht. In de triumphtochten werden schilderijen van veldslagen naast allegorische voorstellingen meegedragen. Daarvan is natuurlijk niets bewaard, maar ook hier kunnen wij door de reliefs aan triumphbogen en eerezuilen een voorstelling erlangen van deze kunst, die naast scherp-realistische trekken een zoo sterk uitgesproken representatief karakter droeg. In de Middeleeuwen vinden wij in de miniaturen reeds vroeg verduidelijkende voorstellingen bij den tekst over bepaalde historische gebeurtenissen. Vooral in de laatste eeuwen der Middeleeuwen wordt deze behoefte sterker en strekt de historie zich ook uit over andere gebieden, b.v. der Weefkunst (nog uit de 12e eeuw de Tapisserie de Bayeux).

De gebeurtenissen worden hier episodisch weergegeven, met vollen nadruk op de handeling en nagenoeg geheele verwaarloozing van het „historisch milieu”. Een opbloei der historieschilderkunst brengt echter eerst de Renaissance. Hier worde slechts herinnerd aan de schilderijen van veldslagen van Paolo Ucello (†1476), die daarin in hoofdzaak perspectivische problemen zag en van Andrea Mantegna (†1506), die tevens in gravures zijn composities van architectonischen bouw en dramatische kracht in de ateliers van het Noorden bekendheid verschafte. Terwijl in Italië de historieschilderkunst een belangrijke plaats bleef innemen (b.v. Leonardo da Vinci), treedt zij ook in ’t Noorden langzamerhand op. Genoemd worde hier slechts Rubens met zijn reeks van schilderijen uit het leven van Maria de Medici (Louvre en schetsen vnl. Alte Pinakothek, München) en zijn groote slagcomposities. In de 17e eeuw wordt deze schilderkunst voortgezet, eensdeels in min of meer phantastische, steeds zich herhalende oorlogsepisodes, anderdeels in situatie-schilderijen, die bijna als vogelvluchtkaarten zijn opgevat. Zij treedt echter op den achtergrond en dit is nog meer het geval in de 18e eeuw, waar andere, meer op het onmiddellijke ingestelde idealen, de belangstelling in de geschiedenis min of meer verdringen.

Eerst in het begin der 19e eeuw beleeft de historieschilderkunst een nieuwen opbloei, allereerst in de representatieve schilders van Napoleon’s Keizerrijk (Gros, Vernet, in Holland Pieneman). De werkelijke Romantiek, hoewel historische onderwerpen haar niet vreemd zijn, weet haar thema’s zoo geheel om te zetten (b.v. Delacroix), dat van historieschilderkunst in eigenlijken zin geen sprake meer kan zijn. Daarnaast staan echter schilders, die naast een zwelgen in het groote gebaar, een doorvoelen eener situatie, beschikken over een zekere mate van historische kennis, vooral wat costuum- en meubelkunde aangaat. Een typische vertegenwoordiger dezer richting is Paul Delaroche (†1856). Parallel met de ontwikkeling in Frankrijk verloopt die in Duitschland over Krüger, Piloty. In dezen tijd komt ook op het tooneel een streven op naar „historische juistheid”, die men ten deele door het aanwenden van authentieke, oude voorwerpen tracht te bereiken.

En zoo kan naast den vaardigen Meissonier in Frankrijk, die in het weergeven der „historische” gesteldheid zoover gaat als denkbaar is, voor Duitschland Makart, de gladde virtuoos genoemd worden. Na hen hebben zich ook anderen aan de historieschilderkunst gewijd. Voor zoover deze niet behooren tot de zeer grooten (b.v. Menzel), die het historisch karakter hunner schilderijen geheel ondergeschikt maakten aan de uitingen van hun oorspronkelijk talent, gaat de historieschilderkunst nog in onzen tijd voort, in de banen door Meissonier en Makart gewezen, te trachten, zoo objectief mogelijk, maar gewoonlijk met den onaangenamen bijsmaak eener tooneelschikking, den toeschouwer te verplaatsen in den toestand of de omgeving van een historisch persoon. Voorloopig is deze richting doodgeloopen. In de nieuwe stroomingen in de schilderkunst is op het oogenblik voor haar geen plaats meer.