Heemskerk (johan van) - Nederl. dichter, geb. 1597 te Amsterdam, studeerde te Leiden in de rechten, ging in 1624 naar Parijs, waar Hugo de Groot, zijn bloedverwant, zich destijds ophield, werd in 1626 te Den Haag beëedigd als advokaat. Tot advokaat der Oost-Indische Comgagnie benoemd, werd hij in 1628 met anderen naar Londen gezonden om de geschillen der Engelschen en Nederlanders op Amboina te vereffenen; hij keerde in 1634 onverrichterzake naar Nederland terug, zette zich te Amsterdam neer, waar hij in 1640 schepen en in 1645 lid van den Hoogen Raad werd, en overl. 27 Febr. 1656. Behalve als schrijver van erotische poëzie: Minnekunst, Minnebaet, Minnedichten, Mengeldichten (1622), Minnepligt (1626) en Minnekunde (1628) is hij bekend als de eerste in ons land, die een herdersroman schreef, een soort litteratuur die in Engeland en Frankrijk zeer geliefd was. In 1637 schreef hij: Inleydinghe tot het ontwerp van eene Batavische Arcadia, die in 1647 herdrukt werd als Batavische Arcadia.
Zijn werk gaf den stoot aan het verschijnen van tal van andere romans in dien trant. Reeds vroeger had hij stukken uit de Astrée van d’Urfé, en de Arcadia van Sydney vertaald als Den ongestadigen Hylas, de veranderlycke Siella, de lichtveerdige Pamphilus, en De volstandige Eudoxe, de deftighe Diana, de deughdelycke Parthenia. Leverde ook nog een vertaling van; Le Cid van Corneille (1641). Van de Batavische Arcadia bezorgden W. P. Wolters en H. C. Rogge een 10den druk (1869).