Haydn - 1) Joseph, toonkunstenaar, geb. 1732 in Rohrau, op de grens tusschen Hongarije en Oostenrijk, overl. 1809 te Weenen. H., een der drie grootmeesters der klassieke muziek, was de zoon van een armen, muziekminnenden wagenmaker; de rector van de school te Haimburg gaf hem het eerste muziekonderricht. Later kwam H. als koorknaap aan de kerk van den H. Stefanus te Weenen, maar moest, toen zijn stem wisselde, reeds op 16-jarigen leeftijd op eigen beenen staan. Jaren van armoe en gebrek, maar ook van ijverige studie volgden.
In 1759 benoemde graaf Morzin H. tot zijn kapelmeester, een jaar later ging hij, in dezelfde betrekking, over in den dienst van graaf Esterhazy. Daar componeerde hij een aantal symphonieën, divertimenti, cassationen voor orkest, de meeste van zijn strijkkwartetten en 163 stukken voor bariton, een thans vergeten strijkinstrument dat graaf E. bij voorkeur bespeelde. In 1790 werd de kapel ontbonden en H. gepensionneerd; hij ging toen in op een aanbieding van don violist Salomon te Londen en dirigeerde aldaar een reeks van concerten, waarvoor hij een 12-tal nieuwe symphonieën schreef; bij een tweede bezoek aan Engeland schonk de hoogeschool te Oxford hem het eeredoctoraat. Teruggekeerd te Weenen schiep H., op een leeftijd, waarop andere toondichters uitgeschreven zijn, twee onvergankelijke meesterwerken, de oratoria die Schöpfung en die Jahreszeiten. Hij genoot, door zijn pensioen en de gelden, die zijn reizen naar Engeland hem hadden opgebracht, een rustigen ouden dag, en stierf hooggeëerd op ruim 87-jarigen leeftijd.
De voornaamste beteekenis van H., den componist, ligt op het gebied der instrumentaalmuziek. Volgde hij in de Symphonie de richting door Phil. Em. Bach en — vooral — door de Mannheimer school aangegeven, van het strijkkwartet in den thans bekenden klassieken vorm, is hij de schepper. De blaasinstrumenten zijn door H. tot hun ware beteekenis en bestemming gebracht; hij „individualiseerde” ze naar hun eigen karakter. Biografieën van H. schreven Pohl, Reimann en Brenet.
2) Johann Michael, broeder van den vorigen (1737—1806), was eveneens toonkunstenaar van beteekenis; hij heeft het grootste gedeelte van zijn leven te Salzburg doorgebracht, waar hij eervolle betrekkingen bekleedde. Uit de composities van H., die slechts voor een klein gedeelte gedrukt werden, blijkt zijn waarde ook als toondichter; hij schreef werken op allerlei gebied, maar zijn kerkmuziek is wel het beste wat hij heeft gecomponeerd.