Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Godgeleerdheid

betekenis & definitie

Godgeleerdheid - (of theologie), de wetenschap, die tot voorwerp heeft God, d.w.z. in zooverre Hij zich bekend gemaakt heeft, dus de kennis van God, bepaaldelijk zooals deze klassiek is medegedeeld aan en door de groote getuigen van God: profeten en apostelen, en vooral in Jezus Christus. De neerslag dezer mededeeling, die een proces vormt van woorden en daden, is de H. Schrift, waarvan de inhoud in den loop der eeuwen door de christenheid persoonlijk en gemeenschappelijk (kerkelijk) is en wordt toegeëigend en in geloofsgetuigenissen (belijdenissen) uitgesproken en in leerstellingen geformeerd. Als zoodanig is de theologie voorwerp van eene bijzondere wetenschap, die oorspronkelijk zuiver kerkelijk was en dit in de R.-Kath. kerk nog is, terwijl de Prot. theol. over het geheel wèl inwendig-geestelijk, d.i. door geloofsgemeenschap, maar niet uitwendig-vormelijk aan de kerk gebonden is. Als zoodanig (d. i. vrij) bestaat de godgel. nog als faculteit aan de Universiteiten ten onzent; alleen aan de vrije universiteit is zij in kerkelijk verband. — Godgel. wordt onderscheiden van godsdienstwetenschap, die niet de kennis van God, maar van den godsdienst(igen mensch), dus den godsdienst als historisch-psychologisch verschijnsel tot object heeft.

Dit verschijnsel wordt dan wetenschappelijk onderzocht, terwijl zijn niet-wetenschappelijk bereikbare achtergrond, Godsopenbaring) eene zaak is van geloof, waardeering. De vraag is of deze scheiding mogelijk is en of eenerzijds de godgel. haar stof wetenschappelijk kan handhaven en anderzijds de godsd.wet. de hare voor het geloof intact laten. Deze vraag is theologisch-wetenschappelijk van belang en ook practisch-universitair, zoowel elders (in Duitschland) als ten onzent. Bij de nieuwe wet op het H. O. (1878) is de naam faculteit der godgeleerdheid behouden, maar de leervakken zijn die der godsdienstwetenschap geworden, b. v. godsdienstgeschiedenis en -wijsbegeerte; Israëlitiesche en oud-Christelijke letterkunde. Toch bewijst de keuze der eerste beide vakken uit den wereld-voorraad van z. g. heilige boeken (evenals de vakken: uitlegging van O. en N. Test.), zoo ook de keuze der (Prot., gewoonlijk Ned. Herv.) hoogleeraren en de wijze, waarop deze hunne leerstof behandelen, dat practisch het verband met de oude theologie nog niet is losgelaten.

Ook wordt op staatskosten aan de universiteiten door z.g. kerkelijke hoogleeraren het eigenlijke theol. onderwijs (dogmatiek b.v.) gedoceerd, en zijn nagenoeg alle theol. studenten a.s. predikanten. J. H. Gunning, Godgeleerdheid en godsd.-wetenschap 1892; A. Bruining, Rectorale rede Gem. Univ. Amsterdam 1916; E. Tröltsch, Gesamm. Schriften II, 1914.