Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gloeien

betekenis & definitie

Gloeien - het verschijnsel van lichtuitstraling, dat men aan sterk verhitte lichamen waarneemt, en dat geheel een gevolg is van die verhitting; het g. bestaat dus in eene zuivere temperatuurstraling. Beneden de gloeitemperatuur verwarmde lichamen stralen slechts ultraroode stralen uit (warmtestralen). Bij sterkere verhitting neemt de intensiteit der uitgestraalde energie toe en verplaatst deze zich tevens naar het zichtbare spectrum, dus naar kleinere golflengten. Draper verhitte kalk, cokes, vloeispaat en onderscheidene metalen en bevond, dat al deze lichamen bij 525° C. donkerroode stralen tot ongeveer de Fraunhofersche lijn B. begonnen uit te zenden (donker roodgloeiend).

Het spectrum van een platinadraad kwam bij 655° C. tot de Fraunhofersche lijn F in het groen, bij 725° C. (helder roodgloeiend) tot een begin van blauw, bij 1170° C. (witgeelgloeiend) strekte het zich even ver uit als het spectrum van het daglicht. Daarboven (1200° C.) treedt zuiver witgloeien op. Volgens nieuwere onderzoekingen vertoonen vaste, b.v. metallische lichamen reeds bij omstreeks 400° C. een als grauwen gloed aangeduid zwak lichten; hierbij speelt evenwel de ongelijke subjectieve gevoeligheid van het oog voor de verschillende kleuren een rol. Volgens de wet van Kirchhoff is bij eene bepaalde temperatuur het emitteerend vermogen evenredig aan het absorbeerend vermogen, waarbij de evenredigheidsfactor onafhankelijk is van den aard van het lichaam. Aangezien voor een absoluut zwart lichaam het absorbeerend vermogen gelijk is aan de eenheid, is deze evenredigheidsfactor gelijk aan het emitteerend vermogen van een zwart lichaam. Deze wet van Kirchhoff geldt niet alleen voor de totale uitgestraalde energie, maar ook voor die, besloten binnen een zeker gebied van het spectrum, tusschen twee bepaalde golflengten. Door Stefan werd aangetoond, dat de totale uitgezonden energie evenredig is met de vierde macht van de absolute temperatuur.

Wien toonde aan, dat bij verhooging van temperatuur de golflengte, waarvan de intensiteit in de uitgezonden energie een maximum bedraagt, kleiner wordt, en wel in dier voege, dat het product van deze golflengte en de absolute temperatuur constant is (Verschuivingswet van Wien). Daarmede is aangetoond, dat bij verhooging van temperatuur de uitgestraalde energie naar het violette deel van het spectrum wordt verschoven, dus de kleur van het uitgezonden licht witter wordt. Door Planck eindelijk is, met behulp eener zeer geniale hypothese (zie QUANTENTHEORIE) de wet gevonden, hoe de geëmitteerde energie verdeeld is over het spectrum. De door hem gevonden formule wordt volkomen door de proefneming bevestigd (zie TEMPERATUURSTRALING). — In de gewone koolwaterstofvlammen onzer kaarsen, petroleumlampen, enz. heeft gloeiing der koolstofdeeltjes plaats; vandaar het door deze vlammen uitgestraalde licht. Ook in de electrische gloeilampen heeft lichtuitstraling plaats tengevolge van het g. van draden; in de oudere zijn deze van kool, in de nieuwere van metaal. Door hiervoor een zeer moeilijk smeltbaar metaal te nemen (tantalium, osmium, wolframium) kan de temperatuur van den gloeidraad hoog zijn; dientengevolge is de in licht omgezette electrische energie relatief groot, en de kleur van het licht zeer wit.