Geoffroy-St. hilaire - (Étienne), geb. 1772 te Êtampes, overl. 1844. Beroemd zoöloog; in 1793 hoogleeraar te Parijs; vergezelde Napoleon bij diens expeditie naar Egypte in 1799; werd in 1809 hoogleeraar in de zoölogie aan de medische faculteit der Universiteit te Parijs. In 1830 voerde hij den beroemden strijd met Cuvier over de vraag, of de diersoorten constant zijn, dan wel of eene evolutie mogelijk is, welke strijd door Cuvier, die de eerste meening voorstond, vooral door zijne groote autoriteit gewonnen werd.
G. hield eene evolutie voor mogelijk en wel door inwerking van de buitenwereld op de organismen; hij is een der voorloopers van Darwin. In zijn tijd was G. een der meest veelzijdige en vrijdenkende geleerden; zijn onderzoekingen strekken zich over het geheele gebied der zoölogie uit, b.v. de anatomie der zoogdieren, de fauna van Egypte, de leer der misvormingen, die hij wijt aan storingen in de normale ontwikkeling. Zijn hoofdwerken zijn: Philosophie anatomique (1818); Sur les principes de l'unité de composition organique (1828); Principes de philosophie zoölogique (1830); Histoire naturelle des Mammifères (1820—1842).