Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fischart

betekenis & definitie

Fischart - (Johann), beroemd Duitsch schrijver, bijgenaamd „der Mentzer”, ± 1550—90, waarschijnlijk uit Straatsburg geboortig, waar hij ook tijdens zijn vruchtbaarste periode woonde. Hij is een der grootste humoristen der Duitsche letterkunde, doch zijn werken zijn door de behandelde onderwerpen snel verouderd en bijna niet meer te genieten door het alle perken te buiten gaande gegoochel met woorden. F., voor zijn tijd buitengewoon belezen en bereisd, ontleende zijn stof meestal aan andere schrijvers, hetzij Fransche, Latijnsche, Duitsche of Hollandsche, maar drukte er door zijn zeer vrije bewerking een geheel Duitschen en ook echt Fischart’schen stempel op. In zijn ruwheid en het te pas en te onpas inlasschen van geleerde opmerkingen, was F. een kind van zijn tijd.

Bijna alle werken dragen eene polemisch-satirisch karakter; F. was een vurig Protestant en een goed patriot en zoo ondervonden vooral de Kath. kerk en de Jezuïeten, maar toch ook het Duitsche Rijk en zijn tijdgenooten zijn meedoogenloozen spot, die dikwijls in smaad overging. Zijn voorn. werken zijn: Affentheuerliche Geschichtklitterung, u. s. w. (1575), de driemaal zoo uitvoerige bewerking van het 1ste boek van Rabelais’ Gargantua et Pantagruel; Das Glückhafte Schiff von Zürich (1576), de beschrijving van een schuttersfeest te Straasburg; Podagrammisch Trostbüchlein (1577); Philosophisch Ehezuchtbüchlein (1578); Bienenkorb des heil. Römischen Immenschwarms (1579, naar Marnix v. St. Aldegonde) en Das Jesuiterhütlein (1580). — Wackernagel, Fischart (1874), Frantzen, Krit. Bemerkungen zu F.’s Uebers. von Rabelais’ Gargantua (1892).

< >