Fillis (James), de meest eminente ruiter, die ooit bestond, 1831—1913. Als schoolruiter bracht hij het zelfs verder dan Baucher, maar vooral blonk hij uit door de veelzijdigheid zijner rijkunstige bekwaamheden. Met zijne schoolpaarden reed hij tevens jachten en rennen en bewees daarmee, dat de hoogste en fijnste uitingen der rijkunst met de vlotste hand in hand kunnen gaan. Zijne houding te paard verschilde zeer veel van de klassieke schoolhouding en werd over het algemeen niet bewonderd.
Zijn motto luidde: „En avant”. Op zijn 8e jaar werd hij te paard gezet als lad in een trainingsstal, alwaar hij zijn vasten zit, zelfvertrouwen en onverschrokkenheid verkreeg en waar zijn liefde voor het volbloed ontstond. Daarna kwam de periode van zoeken en zich bekwamen, van illusies en teleurstellingen en toen ontstond de meester met de methode, welke hij toepaste en op een hoogere trap van volmaking bracht. Gedurende eenigen tijd had F. eene manege te Hâvre, reed vervolgens voor Bn. Gustave de Rothschild, terwijl hij in 1870 te Parijs lastige gerequireerde paarden voor officieren inreed.
In deze periode reed hij 15 paarden daags en van 1866—1886 het ongehoord aantal van 51.100 paarden. Naderhand was hij om financieele redenen verplicht, schoolpaarden in circussen te Parijs en elders te rijden, o. a. bij Oscar Carré, waarna de toenmalige Inspecteur der cavalerie, de Luitenant-Generaal van Helden, wist te bewerkstelligen, dat F. in 1892 de opdracht ontving om aan eenige officieren der bereden wapens te ’s-Gravenhage een cursus in dressuur te geven. Van 1898—1910 had hij eene betrekking aan de Militaire Rijschool te St.-Petersburg, na afloop waarvan hij zich te Parijs vestigde. Geschriften: Principes de Dressage et d'Equitation (1892) en Journal de Dressage (1903).