Eupatorium - plantengeslacht der Compositen met 400 soorten, meest in Amerika. Inheemsch is E. cannabinum, het Leverkruid, Basterdleverkruid, of Boelkenskruid, eene vaste plant, die op moerassige plaatsen en in veengrond algemeen voorkomt, ongeveer 1—1.5 M. hoog wordt en ’s zomers bloeit met kleine rosé of witte bloemhoofdjes in schermvormige pluimen. De tegenoverstaande bladeren zijn kortgesteeld en driedeelig met lancetvormige slippen, die een grofgezaagden rand hebben. E. purpureum is eene vaste plant, welke ongeveer 2 M. hoog wordt en JuliOct. bloeit met purperroode hoofdjes in groote, platte pluimen.
De bladen staan in 4 — 6 tallige kransen. E. ligustrinum en E. petiolare uit Mexico, E. Haagcanum uit Z.-Amerika en E. riparium zijn niet-winterharde, groenblijvende heesters, die in de koude kas gekweekt worden wegens het mooie, donkergroene glanzige blad en den milden bloei gedurende najaar of winter. E. atrorubens, E. janthinum en E. megalophyllum zijn planten voor de gematigde kas, die ’s winters bloeien met blauwe of blauwpurper^ hoofdjes. Zij hebben grootere, dichtbehaarde bladeren en bloeien reeds aLs jonge plant. Zij zijn bij de kweekers meer bekend onder den naam Hebeclinium. E. Rebaudianum uit Paraguay heeft, volgens Bertoni, bladeren, die zoo verzoetend smaken, dat een paar er van in een kopje thee den suiker kan vervangen. Een onderzoek in Kew (Londen), 1904, heeft dat bericht bevestigd; men meent echter, dat de plant tot het geslacht Stevia zoude behoren.
