Eider - of Eyder, (oorspronk. Aegyr Dör = Poort van den zeegod), rivier in de Pruis. prov. Sleeswijk-Holstein, ontspringt op den Sleeswijk-Holsteinschen landrug 14 K. M. ten Z. van Kiel, uit het kleine Reddermeer, stroomt door vele kleine meren en met bochtigen loop, van Landwehr af als grens tusschen Holstein en Sleeswijk, ten slotte door uitgestrekte kleilanden naar de Noordzee.
Bij Friedrichstadt is de E. 180, bij Tönning 300 M. breed en 4—5 M. diep; de monding zelf verbreedt zich tot 11 K. M. De lengte der E. is 185 K.M. en het stroomgebied 3400 K. M2. Bij Rendsburg wordt zij bevaarbaar. Tot op de opening van het Kaiser-Wilhelmkanaal,dat haar doorsnijdt, vormde zij met het Eiderkanaal de gemeenschap tusschen de Noord- en de Oostzee. — Als grensrivier heeft de E. historische beteekenis.
Bij den vrede van Hemming met Karel den Grooten in 811 werd zij, nevens de Danewerk en de Schlei, rijksgrens. Bij het verdrag van 1225 tusschen Waldemar II en graaf Heinrich von Schwerin werd zij de Noordgrens van het hertogdom Holstein; vandaar speelt de E. een rol in de krijgsgeschiedenis en oorlogen der Friezen, Holsteiners en Denen, in de Middeleeuwen, alsmede in 1813 en in de oorlogen der 19de eeuw van Duitschland met Denemarken.