Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Sleeswijk-Holstein

betekenis & definitie

Sleeswijk-Holstein - Pruisische prov., 10.918 K.M.2; 1,62 mill. inw.; 85 per K.M.2 Hoofdstad Kiel. ’t Duitsche gebied begint dus op de breedte van Flensburg. S. is in drie strooken te verdeelen: 1. ’t W., met de eilanden en de waddenkust. Dijken beschermen de vette marschen (kleilanden) met veel veeteelt. Bovendien veel visschers.

Aan de W.-kust, behalve in Dithmarschen en op de eilanden, wonen nog Noord-Friezen, waarvan een 20.000 nog de oude taal spreken. 2. den Sl.-Holst. rug, vrij onvruchtbaar, maar smal en niet zoo slecht als in Jutland. 3. de O.-kust met golvend heuvelland, schilderachtig en zeer vruchtbaar. De diepe Förden (inhammen) zijn tot ’t einde goed bevaarbaar. Op ’t schiereiland Wagrien wonen gegermaniseerde Slaven. — Alleen Holstein in ’t Z. heeft belangrijke industrie.

Geschiedenis. Van de oudste geschiedenis van dit landschap, dat reeds sedert ’t eind van den IJstijd bewoond was, weet men weinig. In ’t einde der 5de eeuw drongen de Denen en Jutten ’t land binnen, dat vóór dien tijd bewoond was door West-Germ. stammen. Teneinde zich te verdedigen tegen de Franken, bouwden de Denen in 807 ’t Danawirk. Het Christendom werd hier gepredikt van Hamburg uit, o. a. door Ansgar, die de eerste Christen-kerk bouwde in Hethaby (= Sleeswijk). Behoorend tot ’t Deensche Rijk, werd S. bestuurd door een lid van de regeerende dynastie. In 1375 werd aanspraak gemaakt op S. door den hertog van Holstein, hetgeen strijd ten gevolge had tusschen Denemarken en Holstein, dat in 1435 in ’t bezit kwam van S. Na ’t uitsterven van ’t reg. geslacht van Holstein kwam ’t land weer aan den Deenschen koning. In de jaren 1522-1542 werd de Hervormde leer hier gebracht door Hendrik v. Zutfen, Nicolaas Boje en Herman Taft. Toen men overging tot secularisatie van de geestelijke goederen nam ’t bezit van den adel sterk toe.

In de 18de eeuw begon de Deensche regeering er naar te streven Sleeswijk-Holstein, dat nog altijd een afzonderlijk bestuur had, in te lijven bij Denemarken. Wanneer echter in 1846 de Deensche koning over wil gaan tot ’t wijzigen in de opvolging, zoodat ook vrouwen aan de regeering zouden kunnen komen, breekt er een opstand uit, die echter uitloopt op een nederlaag der opstandelingen bij Bau (April 1848). Tevergeefs beproefde de Pruisische regeering tusschenbeide te komen. Hoewel de Pruisen in verschillende gevechten de overhand hadden, waren zij genoodzaakt na de nederlaag bij Fridericia en de verliezen der opstandelingen bij Idstedt een wapenstilstand te sluiten. Bij ’t verdrag van Olmütz werd Pruisen genoodzaakt door Oostenrijk, zich uit de Sleeswijksche aangelegenheden terug te trekken. Op ’t congres in Londen kwam een regeling der Sleeswijksche kwestie tot stand,, waarbij de beide hertogdommen S. en Holstein overgelaten werden aan Denemarken (Mei 1852). De Deensche regeering besloot in 1862 over te gaan tot inlijving van S., terwijl in Holstein de bevoegdheden van den landdag verminderd werden. Oost. en Pruisen grepen nu in.

In den oorlog tegen Denemarken (Febr. 1864) overwonnen de Pruis.-Oost. troepen bij Danawirk Oversee en namen de Düppeler schansen. Denemarken moest dan ook bij den vrede van Weenen (Oct. 1864) alle aanspraken op S.-Holstein laten varen. ’t Bestuur over de beide hertogdommen kwam aan de staten Pruisen en Oost., die ten slotte geschil kregen over de eindregeling. De oorlog in 1866 was hiervan ’t gevolg, welke de annexatie van S.-Holstein bij Pruisen tengevolge had. (Zie onder WERELDOORLOG). Litt. Bronnen: Urkunden Samml. der Schl. Holst. Lauenburg Gesell. für vaterl. Gesch. (4 th.). Schl.

Holst. Lauenb. Register und Urk. (ed. Han.) Schrijvers: Christiani, Gesch. d. Herz. Schl. Holst. (4 th. tot 1460; 1776-79) (later voortgezet door Hegenisch tot 1694 en door Kobbe tot 1808; Waitz, Schl.

Holst. Gesch. (1852). Tijdsch. Staatsbürg Magasin; Archiv für Staatsund Kirchengesch. enz. Nord-Albingische Studiën; Zeitschr. d. Gesell. für die Schl. H. L. Gesch.