Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eekhoorn

betekenis & definitie

Eekhoorn - Maleisch „badjing”, Sciurus vulga-ris, een knaagdier, voorkomende in geheel Eu-ropa en N.-Azië. Lengte 25 c.M. zonder den staart, die 20 c.M. lang is, kleur in den zomer bruinachtig rood, aan de onderzijde wit; in den winter is de bovenzijde bruinrood gemengd met grijsachtig wit. Een echt boomdier met buig-zaam lichaam en lange achterpooten — uitne-mend springer; bij groote sprongen doet de lange staart dienst als roer. Voedt zich met eikels, beukennoten, zaad van dennen, knoppen,jonge loten, schors van boomen, enz., is zeer schadelijk voor dennenbosschen ook door het plunderen van vogelnesten.

De e. bouwt zich van takken en gras een eenvoudig nest, van een dak voorzien en met de ingang aan den onder-kant; hierin brengt hij den wintertijd door, als er sneeuw ligt, zoodat hij niet op voedsel kan uitgaan. Krijgt tweemaal per jaar 3—7 jongen.Wordt door roofvogels en marters gejaagd; hij ontsnapt hieraan door in een spiraallijn rond om den stam te loopen. In Siberië, waar de kleur inden winter meer grijswit is, wordt sterk jacht gemaakt op den e. terwille van de vacht — petit gris —, welke een zeer gewild handelsartikel is.Zie plaat Knaagdieren IV fig. 3.

< >