Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Driekleurendruk

betekenis & definitie

Driekleurendruk - Berust op het beginsel dat door menging van drie hoofdkleuren b. v. Rood, Geel en Blauw = Brewster’s kleurentheorie, 1831) alle kleurschakeeringen kunnen worden verkregen. Als druktechniek kwam deze theorie evenwel eerst langs photomechanischen weg tot praktische uitvoering. Het meest gebruikte procédé is wel de driekleuren-autotypie, waarbij een cliché voor elk der drie hoofdkleuren wordt vervaardigd, welke over elkaar worden afgedrukt. De daartoe noodige photographische opnamen kunnen op directe en indirecte wijze worden verkregen.

De meest gebruikelijke is de indirecte, waarbij gekleurde filters worden gebruikt om het licht te ontleden. Die filters worden aan de lens van het toestel bevestigd en bestaan uit glazen, met gekleurde vloeistoffen gevulde bakjes (z.g. natte filters), of uit gelatinevliesjes, die op verschillende wijze zijn gekleurd (z.g. droge filters). Een te gebruiken violet-filter dient nu om de roode en blauwe lichtstralen (daar violet uit rood en blauw is samengesteld) onschadelijk te maken en alleen de gele stralen op de gevoelige plaat te laten inwerken. Een oranje-filter absorbeert geel en rood en laat alleen de blauwe stralen door, en het groen-filter houdt de blauwe en gele stralen tegen en geeft de roode gelegenheid om tot de photographische plaat door te dringen. Bij de directe methode wordt deze lichtwerking in de photographische platen zelve gelegd en wordt de zich daarop bevindende lichtgevoelige emulsie met passende verfstoffen gekleurd en elke plaat resp. alleen voor gele, roode en blauwe stralen gevoelig gemaakt. Na het ontwikkelen der op de eene of op de andere wijze belichte platen, worden deze door contactdruk op andere glasplaten overgebracht, zoodat drie diapositieven worden verkregen, die absoluut even groot moeten zijn. Om dit te kunnen controleeren, dienen de later nog nader te noemen paskruizen, die ter zijde op het origineel werden aangebracht en mede gephotographeerd werden. Van elk der aldus verkregen diapositieven maakt men vervolgens een roosternegatief en ten slotte weer een afdruk op koper, zooals dat onder Autotypie beschreven is.

Om te voorkomen, dat de punten van het rooster samenvallen, waardoor evenals bij de duplex-autotypie het z.g. moiré zou ontstaan en welke de straks noodige kleurenwerking geheel zou verstoren, wordt het te gebruiken rooster bij elke opname omstreeks 30 graden gedraaid. De nu verkregen cliché’s komen in monotonetintschakeering met de correspondeerende kleurfilter-opnamen overeen. Wordt nu elk cliché met eene aan het gebruikte filter complementaire kleurstof (drukinkt) afgedrukt, dan geeft die afdruk eene reproductie van de overeenkomende kleur in het origineel en dat naar evenredigheid van de alof niet-gemengdheid dier kleur met andere kleuren. Wordt het tweede cliché nu met anders gekleurden drukinkt (weer complementair aan het voor die cliché-opname gediend hebbende lichtfilter) over den afdruk van het eerste cliché gedrukt, en ten slotte het derde cliché op soortgelijke wijze weer over den dubbelafdruk der beide vorige cliché’s, dan is een afdruk verkregen, die met het origineel overeenkomt. Waar telkens de hoofdkleur ten volle werkte, daar komt zij ook zuiver te voorschijn, maar ter plaatse waar de kleur eene vermenging van één of meer hoofdkleuren was, daar dekken de kleuren elkaar in meerdere of mindere mate en ontstaat de gemengde kleur weer, omdat de gebruikte inkt transparant was en daardoor de kleuren zich gemengd aan het oog vertoonen. Aangezien roode en blauwe inkten gemakkelijker doorschijnend gemaakt kunnen worden dan gele, wordt eerst geel, daarna rood en ten slotte blauw gedrukt. Om het goede sluiten der opvolgende kleuren te bereiken, dienen de reeds genoemde paskruizen, welker snijpunten elkaar bij eiken opvolgenden druk moeten dekken. De eerste afdruk der gezamenlijke cliché’s geeft maar zelden direct eene zoo getrouw mogelijke afbeelding van het origineel.

Vooral de gemengde kleuren komen dan meestal nog weinig met het oorspronkelijke overeen. Door meer of mindere „fijnetsing” moet dan eene verhoogde of verminderde werking eener vereischte kleur op bepaalde plaatsen worden verkregen, wat een zeer tijdroovend werk is. Zoodoende zijn d. cliché’s vrij duur. Daar tegenover staat de groote waarde dezer goede en vlugge illustratie-methode voor boeken en tijdschriften, waarvan de drukplaten steeds kunnen worden bewaard om voor tateren herdruk op de boekdrukpers te dienen. Driekleuren-heliogravures worden verkregen, door van de op de vorenbeschreven wijze gemaakte diapositieven geene rooster-negatieven, maar pigment-afdrukken te vervaardigen. Deze afdrukken worden op metaalgaas bevestigd, ten einde werking van het pigmentpapier te voorkomen. Rekken of krimpen zou het nauwkeurig passen der te verkrijgen drukplaten verhinderen en de juiste kleurenwerking der afdrukken doen mislukken. De pigmentbeelden worden op koperplaten overgebracht en geëtst, zooals bij de éénkleurige heliogravure gebruikelijk is.

Het procédé is moeilijk en kostbaar, en daardoor van geringe beteekenis voor de praktijk. Driekleuren-lichtdruk is even moeilijk uit te voeren en wordt dus eveneens zelden toegepast. De opnamen worden direct op de drukplaat overgebracht, zooals bij lichtdruk beschreven staat. Daar eene lichtdrukplaat evenwel niet geretoucheerd kan worden, moet dus telkens eene nieuwe plaat van het wél te retoucheeren negatief (de eerste opname) worden gemaakt, wanneer de gecombineerde afdrukken der drie platen geene juiste kleurschakeeringen geven. En wanneer deze ten slotte verkregen zijn, dan is het niet zeker, dat de drukplaten tijdens het afdrukken aan de vereischten blijven voldoen. De vochtige gelatineplaat is te veel van de inwerking van lucht en drukinkt afhankelijk, welke invloeden bij den kleurendruk (vooral bij eenigszins aanzienlijke oplagen) meestal storend gaan werken. Bezwaren, gelijksoortig aan die der driekleuren-heliogravure, gelden tot heden ook nog voor de driekleurendiepdruk, omdat daarbij de vochtig op de drukplaten gebrachte pigmentbeelden een nauwkeurig sluiten der verschillende platen verhinderen. Vandaar dat aldus verkregen afbeeldingen nog de noodige scherpte missen.

< >