Daubrée (Gabriel Auguste), Fransch mijningenieur, geb. te Metz; studeerde tot 1834 aan de Polytechnische school te Parijs; maakte daarna in opdracht van de Fransche regeering een reis naar Engeland, Zweden en Noorwegen; werkte aanvankelijk als hoogleeraar in de mineralogie en geologie te Straatsburg, van 1861 af als hoogleeraar in de geologie aan het museum te Parijs, van 1862 af bovendien aan den Jardin des plantes en in de mineralogie aan de Ecole des mines; werd in 1872 tot directeur van deze inrichting benoemd; was van 1875 af lid van de commissie tot uitgave van een geologische kaart; stierf 1896 te Parijs. D. is de vader van de thans algemeen aangenomen theorie omtrent het ontstaan der tinertsen, gaf in 1849 een geologische kaart van den Beneden-Elzas uit, later gevolgd door een geologische beschrijving van dit gebied. Een verhandeling over het ontstaan van ijzerafzettingen in meren en moerassen werd door Teylers-genootschap te Haarlem met goud bekroond.
In latere jaren werd hij vooral bekend door zijne proeven over de geologische beteekenis van oververhitten waterdamp en andere experimenteel-geologische onderzoekingen. Van zijn geschriften noemen wij: Description géologique et minéralogique du Bas-Rhin (1852), Observations sur le métamorphisme (1858), Recherches expérimentales sur les phénomènes qui ont pu produire le métamorphisme (1857-1860), Expériences synthétiques relatives aux météorites (1868), Substances minérales (1868), Etudes synthétiques de géologie expérimentale (1879), Les eaux souterraines à l'époque actuelle, leur origine, leur température, leur composition au point de vue du rôle qui leur convient dans l'écorce terrestre (1887, 2 deelen), Les eaux souterraines aux époques anciennes, (1887) en La génération des minéraux métalliques (1890).