Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dampigheid of damp

betekenis & definitie

Dampigheid of damp is niet één bepaalde ziekte, maar daaronder verstaat men elke chronische koortsvrije, bemoeilijkte ademhaling bij paard of rund, onverschillig welke oorzaak hieraan ten grondslag ligt. De oorzaken der bemoeilijkte ademhaling kunnen zelfs van geheel verschillenden aard zijn en naar gelang daarvan onderscheidt men ook verschillende soorten van dampigheid: 1) een vernauwing van de voorste luchtwegen kan de oorzaak zijn; men spreekt dan van piepende of snuivende dampigheid of cornage; 2) een chronische aandoening van de diepere luchtwegen, zoodat de ademhaling bemoeilijkt is; hierdoor ontstaat de dampigheid in engeren zin of gewone dampigheid. Deze aandoening der diepere luchtwegen kan ook van verschillenden aard zijn, maar bij het paard, waarbij de dampigheid verreweg de grootste beteekenis heeft, is het bijna altijd chronisch alveolair longenphyseem (Zie EMPHYSEMA pulmonum alveolare chronicum).

Sommigen spreken ook van cordiale dampigheid; deze zou dan veroorzaakt worden door het een of ander hartgebrek. De naam „dampigheid” wordt hierbij echter ten onrechte gebruikt, want een hartgebrek geeft wel aanleiding tot een versnelde ademhaling, maar niettoteenbemoeilijkte. Elk hartgebrek heeft meer of minder tot gevolg, dat de circulatie van het bloed in de longen in onvoldoende mate plaats heeft, hetzij door stuwing of door te weinig aanvoer; in elk geval zal het bloed te weinig zuurstof opnemen en koolzuur afgeven en onwillekeurig, reflectorisch is een versnelde ademhaling daarvan het gevolg.

< >