Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Cruciferen

betekenis & definitie

Cruciferen - plantenfamilie der DicotylenChoripetalen, orde der Rhoeadales, dus verwant met de Papaveraceeën en de Capparidaceeën,met bijna 2000 soorten, over de geheele aarde verspreid, meest in de koudere en gematigde streken van het N.-lijk halfrond, vooral in het gebied van de Middellandsche zee voorkomend. Het zijn overwegend één- of meerjarige kruidachtige planten met verspreide bladeren en bloemen in trossen zonder schutbladeren. De bloemen zijn zeer constant van bouw n.l. vier kelkbladeren in een krans, afwisselend met de bloembladeren, 6 meeldraden, waarvan de twee buitenste korter zijn dan de 4 binnenste en een vruchtbeginsel, bestaande uit twee vruchtbladeren. Het vruchtbeginsel is door een overlangsch tusschenschot tweehokkig, en vormt bij rijpheid een meestal met twee kleppen openspringende vrucht(hauw), waarvan de zaden aan het tusschenschot blijven zitten.

Soms komen ook gesloten vruchten voor (nootjes e.d.). Vele C. hebben in de levende deelen van blad, stengel, of zaad bepaalde cellen (myrosinecellen), die met een stof gevuld zijn, die zich bij vermenging met den inhoud van andere enzymhoudende cellen in de plant, dus bij kneuzing der plantendeelen, kan splitsen in een glucoside en een aetherische olie, welke laatste meest een eigenaardigen reuk en smaak aan het gekneusde deel geeft. Dit is b.v. bekend bij het Mosterdzaad (Brassica nigra). Nuttige planten onder de C. zijn de vele koolsoorten (Brassica), Radijs, (Raphanus), Mierikwortel (Cochlearia), Deder (Camelina); sierplanten zijn Cheiranthus (Muurbloem), Aubrietia, Barbaraea, Matthiola (Violier), Hesperis, Arabis, Lunaria (Judaspenning), Alyssum, Iberis, en vele andere.

< >