Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Comité de Salut Public

betekenis & definitie

Comité de Salut Public - = Comité van Openbaar Welzijn; het Uitvoerend Bewind onder de Nationale Conventie. Men onderscheidt het eerste C. de S. P., dat men een ministerie-Danton zou kunnen noemen; en het tweede: het ministerie-Robespierre. Toen de Législative Lod. XVI had geschorst (10 Aug. 1792), werden ook de ministers des konings van hun ambt ontheven, en werd er, onder den naam van Conseil exécutif provisoire, een nieuw ministerie gevormd.

Deze Conseil miste echter voldoende gezag, waarom de Nationale Conventie, die inmiddels de Législative was opgevolgd, 1 Jan. 1793 een Comité de défense générale instelde van 24 leden, om het ministerie te controleeren en eenheid te brengen in legerleiding en diplomatie. Ook dit Com. de déf. gén. beantwoordde niet van de verwachtingen; met name de débâcle van Neerwinden (18 Maart) bracht zijn onmacht aan het licht. 6 April 1793 stelde daarom de Conventie het uit aanvankelijk 9 harer leden samengestelde C. de S.P. in, hetwelk tot taak had toezicht te houden op den Cons. ex. (= het ministerie) en, zoo noodig, de besluiten van dit lichaam te schorsen. Verder was het bevoegd maatregelen te nemen voor de binnen- en buitenlandsche defensie, waarvan de uitvoering aan den Cons. ex. verbleef. Deze Cons. ex. prov. werd tot een schaduw, toen het Comité optrad; toch werd hij gehandhaafd, wijl men het beginsel van de scheiding der machten niet wilde loslaten. Danton werd al spoedig de eigenlijke leider; hij plaatste zich bemiddelend tusschen de Commune van Parijs, die de macht bezat, en de Girondijnsche meerderheid in de Conventie, die de wet aan hare zijde had. Naar rechts en naar links „zwaaiend met den olijftak des vredes,” poogde hij de Conventie tegenover de Commune te handhaven. 31 Mei 1793 bewaarde het Comité nog zijn evenwichtspositie; 2 Juni helde het naar de Jacobijnen en de Commune over door in te stemmen met het verzoek om arrestatie der Girondijnen. De dagen van het Uitvoerend Bewind waren echter geteld; behalve de naijver van Robespierre op Danton, den leider van het Comité, werkten hiertoe mede het mislukken der bemiddelingspolitiek en het falen zijner militaire maatregelen tegen de Vendée. 10 Juli 1793 had de instelling plaats van het tweede C. de S. P., een reconstructie van het ministerie in Jacobijnschen geest. De fictie van de scheiding der machten werd gaandeweg losgelaten; wel nam de Conventie het voorstel van Danton, haar nog altijd invloedrijk medelid, nog niet aan om het Comité als Com. d’exécution provisoire te organiseeren, waaraan de ministers als agenten ondergeschikt zouden wezen (lAug. 1793), maar toch kreeg het nieuwe C. de S. P., in tegenstelling met zijn voorganger, ruime beschikking over de geldmiddelen, en trad het in werkelijkheid op als drager van het Uitvoerend Gezag.

De leden hadden hun eigen departement, waar zij nagenoeg meester waren en persoonlijk de verantwoordelijkheid droegen; voor de algemeene politiek werden echter de lijnen in gemeenschappelijke vergadering getrokken, en het Comité was voor deze in zijn geheel verantwoordelijk. Zoo tenminste stelt men zich de inrichting van het Comité op grond van de overgebleven bescheiden voor; Carnot, die zich 6 maanden na den val van Robespierre te verdedigen had tegen de beschuldiging van medeplichtigheid aan de daden van de Terreur, gaf een andere voorstelling van zaken: volgens zijn zeggen beheerde hij, evenals de anderen, slechts de zaken van zijn departement, en zijn signatuur onder de maatregelen van algemeen bestuur had slechts de waarde van een „Geteekend voor gezien”, zonder meer; zijn schuld wist hij op deze wijze af te wentelen op het driemanschap, dat reeds den 10en Thermidor zijn gerechte straf had ontvangen. Zooals boven reeds bleek, stonden de departementen onder afzonderlijke hoofden, hoewel men zich wachten moet voor te nauwkeurige begrenzing der functies: Barère had buitenlandsche zaken, Carnot oorlog, Jeanbon Saint-André marine, terwijl Billaud-Varenne en Collot d’Herbois de correspondentie voerden met de burgerlijke autoriteiten en met de représentants en mission. Het triumviraat Robespierre. Couthon, SaintJust had de algemeene leiding in handen; de eerste stond als minister-president zonder portefeuille aan de spits. Litteratuur: A. Aulard, Histoire politique de la révolution française, p.331 volg.; A. Aulard, Recueil des actes du Comité de salut public.