Chlotarius - Naam van een viertal Frankische koningen uit het geslacht der Merovingers: Chl. I, jongste zoon van Clovis en Clothilde, kreeg na zijns vaders dood (511) als hoofdstad Soissons en als zijn deel o.a. Laon, Noyon, Kamerijk, Maastricht en de benedenloop van de Maas. In politiek bondgenootschap met zijn broer Childebert I wist hij zijn gebied voorloopig uit te breiden ten koste van zijn familie en van anderen. Hij overleefde het geheele geslacht van zijn oudsten broer (Theoderik-Thierry, Theodebert, Theodebald gest. 555), ook zijn broer en bondgenoot Ohildb.
I (gest. 558) en vereenigde dus zoo het geheele Frankische rijk met al de veroveringen Aan de uitbreiding had hij ook zelfstandig deel door de expedities (55 en 656) tegen de Saksers. Zij werden in moeilijken oorlog verplicht tot een jaarlijksche schatting van 600 koeien. Chl. had van zijn verschillende vrouwen 7 zoons, waarvan twee jong gestorven en een Absalomfiguur (Chramne), dien hij, na twee opstanden, met vrouw en kind in een hut liet verbranden (560). Bij zijn dood (561) ging de rijkseenheid weer verloren: Caribert, Gontran, Sigebert I en Chilperik I deelden het gebied. — Chl. II, jongste zoon van Chilperik I en Fredegonde, kwam 684 onder voogdij van zijn moeder aan de regeering in het N.W. rijksdeel. Vergeefs trachtten aanvankelijk moeder en zoon op de Austrasisch-Bourgondische landen, waar de zoons van Childebert, Theodebert en Theoderik, regeerden onder leiding van Brunhilde, voordeel te behalen: Fredegonde stierf 597 en drie jaar later werd Chl. bij Dormelles beslissend verslagen. Maar een nieuwe kans deed zich voor, toen na den dood van haar beide zoons (612 en 613) Brunhilde een van Theoderiks zonen, Sigebert, koning maakte van het geheele Austrasisch-Bourgondische gebied, om zoo zelf de volheid van macht nog eens te kunnen genieten. De Austrasische grooten, onder leiding van de stamvaders der Karolingers: Arnulf van Metz en Pepijn van Landen, kwamen in opstand.
Zij riepen Chl. te hulp. Bij Andernach weigerden de Bourgondische grooten voor Brunhilde te vechten; zelf werd zij achterhaald en met al wat van haar geslacht aan Fredegonde’s zoon in handen viel, vermoord (613). Zoo was de rijkseenheid opnieuw hersteld. Maar de honderdjarige broedertwisten maakten die eenheid tot iets volstrekt uiterlijks. Chl. moet zich onderwerpen aan de „grooten”; Austrasië en Bourgondië willen niet onder Neustrië staan. 623 krijgt eerstgenoemd land reeds een afzonderlijken koning (Dagobert I, zoon v. Chl.); Arn. van Metz en Pepijn I zijn er almachtig. Ook Bourgondië is bij Chl-’s dood (629) slechts door „personeele unie” met Neustrië verbonden. — Chl. III, zoon van Clovis II, heeft 657 — 673 over Francië geregeerd en is nooit onder de voogdijschap van de regentes, Bathilde, en van zijn majordomus Ebroin uitgekomen. — Chl. IV, Merovingische vorstenzoon van niet geheel zekere afstamming is 717 door Karel Martel tot koning geproclameerd in zijn strijd tegen Chilperik II en, naast Karel M., volkomen roi fainéant; 719 overleden.