Carthago - een der beroemdste steden der Oudheid; schijnt na het naburige Utica te zijn gesticht door Phoeniciërs in de 9de eeuw v. C. Sedert ongeveer 600 v. C. was het de eerste onder de Phoenicische steden van Afrika en het Westelijk bekken der Middellandsche zee. De Puniërs (Poeni werden de bewoners door de Rom. genoemd) zochten hunne kracht in hunne zeemacht en handelspolitiek, vestigden zich in de 6de eeuw v. C. aan de kusten van Sicilië, Corsica en Sardinië, terwijl zij tijdelijk met de Etruscen vereenigd, den handel, de colonisatie en de politieke macht der Grieken in het Westelijk bekken der Middellandsche zee knakten. Sedert 480 v. C. oorloogden zij met Syracuse om het bezit van Sicilië met afwisselend geluk, totdat zij het in 276, toen Pyrrhus van Epirus den Syracusanen te hulp kwam, bijna geheel verloren. Met Rome hadden zij vroeger vriendschappelijke betrekkingen onderhouden en handelsverdragen gesloten, maar toen Rome na het beëindigen van den oorlog met Pyrrhus Z.-Italië beheerschte, geraakten de beide steden met elkaar in strijd, eerst om het bezit van Sicilië: 1ste Punische oorlog 264—241.
Toen C. voor het verlies van Sicilië in Spanje een vergoeding had gevonden, moest het in den 2den Punischen oorlog 218 — 201 strijden voor het behoud zijner wereldheerschappij en na den ongelukkigen afloop werd het vernederd tot een handelstad zonder politieke beteekenis. In den 3den Punischen oorlog moest het, door Rome gedwongen, om zijn bestaan vechten 149—146 en de Punische staat eindigde met de algeheele vernietiging der stad. De Rom. hebben eerst ingevolge een wet van C. Gracchus 122 v. C. de stad willen herbouwen (colonia Iunonia), daarna onder Caesar 44 v. C. (colonia Iulia victrix), maar eerst Augustus bracht 9 v, C. het plan ten uitvoer (C. Augusta). Sedert kwam de stad tot grooten bloei en tot in de 3de eeuw was het de eerste stad van N.W. Afrika, de residentie van den proconsul, do zetel van een zelfstandig letterkundig en godsdienstig leven, uitvoerhaven van graan en olie, van industrieel belang op ’t gebied van keramiek, goudsmederij en steensnijderskunst. In de 4de eeuw hadden er groote godsdienstige woelingen plaats. Eindelijk drongen de Germanen uit het noorden ook hierheen door: in 439 was het in de macht der Vandalen, in 633 werd het door Belisarius heroverd en eindelijk in 698 viel het in de macht der Arabieren. Sedert de Franschen Tunis bezet hebben, is het archaeologisch onderzoek der oude stad begonnen en worden bijna jaarlijks nieuwe vondsten aan het licht gebracht en studiën daarover gepubliceerd.