Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Botnia

betekenis & definitie

Botnia - of Bottinga is de naam van een oud, aanzienlijk Friesch geslacht, waartoe behoord hebben: — Feyke B., afstammeling van Odo B., die in 927 met de Noormannen in Friesland gekomen zou zijn, nam in 1095 deel aan den eersten kruistocht en voerde in 1097 bij het beleg van Nicea het bevel over 3000 man. Bij de bestorming van Jeruzalem in 1099 werd hij zwaar gewond; tot bekroning voor zijne betoonde dapperheid werd hij nu door Godfried van Bouillon tot ridder geslagen. In 1106 naar zijn vaderland teruggekeerd, ondernam hij in 1109 wederom een tocht naar het Heilige Land, doch keerde na den dood van zijn boezemvriend Elk Lianckema spoedig terug. — Odo B., zoon van Feiko B., een dapper krijgsman, werd geboren op zijn voorvaderlijke stins te Marrum. Later trad hij op als leider der Vetkoopers, bij de twisten tusschen de Schieringers en Vetkoopers, en streed herhaaldelijk met Dekama en Hanja, de aanvoerders der andere partij; in Aug. 1897 had er een hardnekkig gevecht plaats op de MenaldumerMieden, waarin de Vetkoopers verslagen en Botnia en Dekama zwaar gewond werden.

Beide mannen sloten hierop eene hechte vriendschap met elkaar en verbonden zich om samen den Graaf van Holland, Albrecht van Beieren, te weerstaan, die Friesland onder zijne heerschappij trachtte te brengen. Hoewel zij tijdelijk voor de overmacht van Albrechts zoon, Willem van Oostervant, moesten bukken, stonden zij daarna telkens weer tegen den Hollandschen Graaf op, zoodat zij ook het hunne er toe bijbrachten, om Friesland onafhankelijk te maken. Na het sneuvelen van den Potestaat Juw Jonghema wilde men B. in diens plaats kiezen, doch hij weigerde. Hij overleed in Aug. 1411. — Tjalling van B., van Nieuwland, ridder, woonde in 1498 den tocht naar Bergum tegen de Groningers bij en werd in 1513 grietman van Hennaarderadeel. In 1515 werd hij bij de huldiging van Keizer Karel V tot ridder geslagen en in hetzelfde jaar benoemd tot raad in het Hof van Friesland, welk ambt hij tot 1620 waargenomen heeft. In 1521 werd hij grietman van Franekeradeel. Bij het beleg van Genemuiden in 1522 werd hij door de Gelderschen gevangen genomen, doch spoedig weer vrijgelaten. In 1529 was hij dijkgraaf en ontvanger der floreenrente van Westergoo.

B. overleed in 1633. — Julius van B., was een voorstander van vrijheid van godsdienst en een trouw aanhanger van den Prins van Oranje, doch moest voor de Spanjaarden zijn huis te Franeker verlaten en de vlucht nemen. Langen tijd zwierf hij nu in het buitenland rond, totdat de opstand een gunstiger verloop had genomen. Hij werkte mede tot het tot stand komen der Unie van Utrecht en wist ook Rennenbergs verraad gedeeltelijk te voorkomen. Aartshertog Matthias, landvoogd der Nederlanden, gebruikte hem met drie andere edelen in 1678 tot het innen van het geld, dat Friesland als zijn aandeel in de lasten der generaliteit moest opbrengen. In 1582 komt hij voor als lid van de Staten van Friesland voor Franeker en tot aan zijn dood, 28 April 1614, bekleedde hij ook nog andere aanzienlijke ambten. — Sikko B., was een der onderteekenaars van het Verbond der Edelen en behoorde ook onder diegenen, die in 1672 pogingen aanwendden, om de Friesche steden in de macht van den Prins van Oranje te brengen. Hij was een voorstander van de Unie van Utrecht en een bekwaam man, die zeer in de gunst stond bij den Stadhouder en zijn Hof. 20 Mei 1578 was hij door Koning Filips aangesteld tot grietman van Wymbritseradeel. Vele jaren was hij lid van de Friesche Staten en sedert 26 Maait 1603 gedeputeerde uit Westergoo. Hij overleed waarschijnlijk in 1615.

< >