Botermerk - merk, vastgesteld bij de Wet van 17 Juni 1905 Stb. no. 213 (Botermerkenwet) betreffende het merken van boter afkomstig van aangeslotenen bij een onder Rijkstoezicht staand botercontrôlestation. Deze merken zijn uitsluitend bestemd om door of van wege aangeslotenen te worden aangebracht op door hen bereide of aangekochte boter of wel op de verpakking dier waar. Het merk bestaat uit het Nederl. wapen, waarboven het woord „Nederlandsche” en waaronder de woorden „Botercontrôle" en „Onder Rijkstoezicht” — deze bijschriften in hoofdletters — zijn geplaatst. — De merken zijn behoudens een enkele uitzondering, gedrukt op papier in etiquetvorm, dat op de waar zelf is aan te brengen. Ze moeten daarop zoodanig worden aangedrukt, dat ze niet ongeschonden weer verwijderd kunnen worden.
De B. worden van Rijkswege verstrekt in 5 formaten A, B, C, D en E te gebruiken voor verschillende hoeveelheden boter. Op het merk komen voor, een letter, aanduidende het botercontrôlestation, dat het heeft uitgegeven en een serie letters en cijfers, welke dienen om aan de hand van de boekhoudingen van het station en van de aangeslotenen steeds te kunnen vaststellen, waar en wanneer de boter bereid werd. De contr. stations ontvangen de merken van het Rijkszuivelstation te Leiden. In plaats van het papieren merk kan in bijzondere gevallen ook gebruik gemaakt worden van een stempelmerk, terwijl ook in speciale gevallen kan worden toegestaan, het merk aan te brengen op de verpakking in plaats van op de boter n.l. op het wikkelpapier in gefelste blikken of als sluitetiket op in papier verpakte hoeveelheden boter tot 1 KG. Wederrechtelijk gebruik van het b. of namaak daarvan, valt onder de bepalingen van het strafrecht.
Litt. Mr. Dr. K. J. Frederiks. De Nederlandsche Landbouwwetgeving. IV B. De Botermerkenwet,Schiedam l915.