Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bossi (enrico)

betekenis & definitie

Bossi (enrico) - 1) een der eerste Ital. toonkunstenaars van den tegenw. tijd. Geb. 25 Apr. 1861 in Salò als zoon van een organist, studeerde B. te Bologna en te Milaan. Daar werd zijne opera Paquita bekroond. Hij werkte achtereenvolgens als organist te Como, als leeraar voor muziektheorie en orgel te Napels, als directeur v. h. Conservatorium te Venetië, en eindelijk (van 1902—’12) als leider v. h. Liceo musicale te Bologna.

Tegenw. leeft B., zich geheel a. d. compositie wijdend, te Como. Als componist heeft B. zich op alle terreinen bewogen. Zelf uitnemend organist, heeft hij voortreffelijke orgelwerken geschreven; verder kamermuziek, eene Suite voor orkest en de Intermezzi Goldoniani voor str. instr. Zijne koorwerken Canticum Canticorum en Das verlorene Paradies, zijn in de voorn. Duitsche en Nederl. concertzalen uitgevoerd. De drie, door B. geschreven, opera’s bewijzen, dat zijne grootste kracht niet ligt in de dramat. muziek. — 2) Zijn zoon Renzo, geb. 9 Apr. 1883 te Como, studeerde in Venetië en Leipzig; was opera-kapelmeester in Altenburg, Lubeck, Milaan en andere steden van Italië; sedert 1913 leeraar i. h. orgelspel a. h. conserv. te Parma. Ook hij trad met succes als componist van verschillende werken op.

< >