Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bilse

betekenis & definitie

Bilse (Benjamin), geb. 17 Aug. 1817 te Liegnitz, overl. ald. 13 Juli 1902, dirigent en organisator van buitengew. gaven, wiens zeer groote verdiensten voor het moderne orkestspel niet gemakkelijk overschat kunnen worden. B. leerde zijn vak grondig als leerling in eene zoogen. „Stadtpfeiferei”, en was thuis op bijna alle gebruikelijke instrumenten; muntte voornamelijk uit als violist en gaf reeds zeer jong bewijzen van groote gaven als dirigent. Toen B. zich, voor zijne verdere bekwaming, te Weenen bevond, werd hij onverwachts benoemd tot „Stadt-musicus” in zijne vaderstad. Hij wist door onverdroten vlijt en volharding het kleine stadsorkest te ontwikkelen tot een lichaam, dat met menige hofkapel wedijveren kon.

Zijn roem drong tot ver over de grenzen van zijn land, vooral, toen hij in 1867 op de tentoonstelling te Parijs triomfen vierde. Na 23 jaren te Liegnitz te hebben gewerkt , verplaatste B. zijn orkest naar Berlijn, waar hij ’s winters in het Konzerthaus, Leipzigerstrasse, drukbezochte concerten gaf. In de zomermaanden werden reizen gemaakt, die evenveel roem als geldelijke winst aanbrachten. De kracht van B. lag in zijne paedagog. gaven, die hem in staat stelden, de onder hem werkenden tot de hoogst mogelijke praestaties op te voeren; aan die eigenschap paarde hij de gave van steeds de juiste krachten te kunnen kiezen. De beroemdste violisten hebben deel uitgemaakt van zijn orkest. In Nederland speelde B. in 1883, op de Tentoonst. te Amsterdam, en werd ook daar naar verdiensten gehuldigd. Een jaar later trok B. zich uit het openb. leven terug; hij bracht zijne laatste levensjaren te Liegnitz door. Zijne composities, dansen en marschen, zijn goed bewerkte stukken, maar van geene beteekenis, en thans reeds geheel vergeten.

< >