Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bandeloosheid

betekenis & definitie

Bandeloosheid - (veeartsenijk.), is in den regel een gevolg van een ontaarding van een of beide eierstokken; gewoonlijk komen daar dan groote cysten in voor. Dit gaat gepaard met verhoogde geslachtsdrift, waardoor bandelooze koeien altijd zeer onrustig zijn. Dit is een nadeel, omdat men zoowel melkals mestkoeien gaarne zoo rustig mogelijk heeft in het belang van een goede melkproductie of een goede vleesch- en vetaanzetting. Vooral in de weide tusschen andere zijn bandelooze koeien zeer lastig, zij loopen altijd heen en weer en maken den geheelen koppel onrustig. Dikwijls loeien en brullen zij veel, ook ’s avonds en ’s nachts, waarom men ook wel van „brulziekte” spreekt. Dat zulke bandelooze koeien dikwijls niet bevrucht kunnen worden, is licht te begrijpen, daar de afscheiding van eitjes niet of niet normaal plaats heeft.

< >