bn. (-er, -st),
1. lichamelijk ongesteld, zich bevindend in de toestand dat de levensprocessen niet regelmatig en ongestoord verlopen, dat niet alle organen goed werken: zich — melden; een — oog; (fig.) zich — lachen, onmatig lachen, zodat men pijn begint te voelen; iemand — maken, hem in de hoogste graad ergeren of vervelen;
2. naar of van iets, er sterk naar verlangend (veelal in samenst.): familieziek, spilziek.