ziek
...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. (-er, -st), 1. ongesteld, zich bevindende in de toestand dat de levensprocessen niet regelmatig en ongestoord verlopen, dat niet alle organen goed werken, krank : ik ben, gevoel mij ziek ; ernstig, bedenkelijk, gevaarlijk ziek liggen ; — (Barg.) ziek liggen, in de gevangenis zitten ; — de Zieke Man, in de 19de E...
Marc De Coster (2020-2024)
1) (2002) (straattaal) goed, leuk, indrukwekkend. • Ziek: tof, mooi, goed. (Vanavond feessie! Ziek!) (Marc van Oostendorp: Rotterdams. Taal in stad en land. 2002) • Straattaal weerspiegelt de belevingswereld van de jongeren die haar gebruiken. En waar praten die over? Over dingen die ze goed of slecht vinden, over uitgaan, uiterlijk en s...
Wiktionary (2019)
ziek - Bijvoeglijk naamwoord 1. (medisch) zich bevindend in een toestand waarbij sommige lichamelijke processen niet goed werken, niet gezond zijnd ziek - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zieken ♢ Ik ziek 2. gebiedende wijs van zieken ...
Muiswerk Educatief (2017)
ziek - bijvoeglijk naamwoord 1. je naar voelen omdat er iets met je lichaam niet in orde is ♢ hij ligt in bed, hij is ziek 1. zo ziek als een hond [erg ziek] 2. ik word er ziek...
Hanneke Kunst en Xandra Schutte (1991)
Ziek - lesbisch; ironisering van verouderde uitdrukking waarin het afwijkende, ongezonde van homoseksualiteit centraal staat. Ook verbasterd tot sjiek. Ook besmet. Zie ook gehandicapt.
Getty Research Institute (1990)
ziek - Een fundamentele onvolkomenheid van glas die wordt veroorzaakt door een onjuiste verhouding van de bestanddelen, in het bijzonder door een teveel aan alkali, en die wordt gekenmerkt door een netwerk van fijne scheurtjes en de vorming van vochtplekken op het oppervlak.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: