Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zegel

betekenis & definitie

[<Lat. sigillum, zegel (afdruk van de zegelring); signum, beeldzegel (van de zegelring)],

I. o. (-s),
1. in reliëf, gewoonlijk in lak, lood of was afgedrukte figuur (wapen, letters enz.), als teken van erkenning, bekrachtiging, echtheid, ook als naamteken (e); als sluitmiddel: het — van een brief verbreken; onder het — van geheimhouding, als een geheim;
2. voorwerp (stempel, ring, rol enz.) waarmee een afdruk wordt gemaakt; het — verbreken,

het onder getuigen breken of vernietigen bij het overlijden van de eigenaar of het uitsterven van diens geslacht; 3. gestempelde strook papier waarmee het gerecht toegang, goederen of meubelen onttrekt aan het gebruik van de bezitter; onder —, verzegeld; het — af nemen, iets dat van overheidswege verzegeld is, ontzegelen; (gew.) de zegels, gerechtelijke verzegeling;

4. gezegeld papier: een adres (verzoekschrift) op -;
5. belasting die geheven wordt door het plakken van voorgeschreven zegels: vrij van —, ontheven van de zegelbelasting;
6. wasdeksel van een bijecel;

II. m., (betalingsbewijs) postzegel; plakzegel: een brief sluiten met een —; ook voor accijnzen (e).

(e) SIGILLOGRAFIE. Het gebruik van zegels kwam al in vele oude beschavingen voor en wordt o.a. genoemd in de Codex Hammoerabi (ca.2000 v.C.) en in het OT. Het zegel bleef tot in de nieuwe tijd het belangrijkste waarmerk van hoogwaardigheidsbekleders of rechtspersonen. Deze werden, in reliëf, aangeduid met een inschrift, later ook een voorstelling (b.v. vorst, ridder te paard, burcht, heilige) meestal voorzien van b.v. een randschrift. De vorm van de afdruk is verschillend: rechthoekig (b.v. gemaakt met het cilindervormige rolzegel), veelhoekig, rond; en het zegel wordt aangebracht met een cilinderof rolzegel, of een stempel b.v. in de vorm van een zegelring, cachet of (zegel)stempel, →signet. De afdruk werd gemaakt in was (diverse kleuren), in metaal (o.a. goud, zilver, lood; →bul) of in een materiaal dat voor het stempelen zacht gemaakt moest worden (b.v. zegellak of lak en ouwel); later met behulp van inkt.

Het gebruik de keerzijde te voorzien van een ander zegel (contrazegel) was vrij algemeen. Het zegel werd wel afhangend aan perkament of papier bevestigd met behulp van een reep perkament, linnen, leder, linnen stroken, koorden van hennep enz. Ter bescherming wordt het zegel wel in een metalen (al of niet edel) of houten doosje bewaard.

Na de opkomst van de heraldiek werd het heraldische embleem of het gehele wapenschild het geëigende model voor de zegelvoorstelling. In de loop der eeuwen zijn over de gehele wereld zoveel duizenden zegels gebezigd door vorsten, hoogwaardigheidsbekleders en burgerij, dat de bestudering ervan een afzonderlijke hulpwetenschap is geworden: de zegelkunde, sigillografie of sfragistiek. Deze houdt zich bezig zowel met de gravure van het stempel (de voorstelling dus), als met het materiaal van de afdruk, de vorm, de immateriële betekenis en waarde van het zegel enz. Onder auspiciën van de UNESCO is een Comité International de Sigillographie werkzaam.

Doordat van vele oude oorkonden de zegels zijn losgeraakt (of moedwillig werden verwijderd) ontstonden grote zegelverzamelingen. Talloze zegels daarin zijn ongeïdentificeerd gebleven door het ontbreken van een herkomstverwijzing. Dergelijke collecties treft men aan in de Ned. en Belg. archieven van rijk, provincie en gemeente. RECHT. Betalingsbewijs. De zegel is tevens het oudst bekende belastingmerk (ca.2000 v.C.). In Nederland is J.van der Broek (1623) de geestelijke vader van het zegelen als belastingheffing.

Dit werd voor het eerst ingevoerd door de Staten van Holland (1624); de Staten-Generaal volgden voor de Generaliteitslanden (1635). Deze zegels werden aangebracht door op het papier een ouwel te leggen en daarop een vierkant of ruitvormig papieren zegel; met een stempel werd dit in het papier geslagen. Later bracht men het stempel direct op het papier aan. Nog later volgden de gegomde papierzegels, plakzegels, b.v. kwitantiezegel, radiozegel (betalingsbewijs voor radioluisterbelasting, te plakken op de zgn. luistervergunning) en de →banderollen. LITT. De Ghellinck Vaernewyck, Sceaux et armoiries de la Flandre (1935); K.Heeringa e.a., Corpus sigillorum Neerlandicorum (3 dln. 1937; Ned. zegels tot 1300); E.Kittel, Siegel (1970; met bibl.); H.Ewe, Schiffe auf Siegeln (1972; detailstudie).