Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

figuur

betekenis & definitie

[Lat. figura], v./m./o. (figuren),

1. gestalte, gedaante: een mooi — hebben; (ook) persoon als gestalte, en als verkl., als persoonsaanduiding: een aardig figuurtje, meisje;
2. de voorstelling van een persoon of beeld: de — op de achtergrond is moeilijk te onderscheiden;
3. toelichtende afbeelding bij of in een geschrift;
4. zichtbare voorstelling van een meetkundige uitgebreidheid; vlakke —, die geheel in één plat vlak ligt; in de ruimte, die niet geheel in één plat vlak ligt;
5. geheel van getekende of gemodelleerde lijnen of vlakken minder als afbeelding dan als ornament of spelenderwijs voortgebracht: de figuren op het behang; figuren in het zand trekken; ook als model, patroon; ook als voorwerp: een figuurtje van was; figuren knippen;
6. geheel van lijnen die men al dansende beschrijft, toer: de figuren van een quadrille;
7. groep van tonen om een hoofdtoon of tussen twee hoofdtonen geplaatst, als variatie van de melodie of om het effect te verhogen; ritmische figuren, triolen, kwintolen en sextolen; melodische figuren, de voorslag en de triller;
8. positie waarin iemand bij een gelegenheid komt te staan met betrekking tot de indruk die hij tegenover anderen maakt; alleen in bepaalde verb.: een goed, een behoorlijk, een schitterend, een zot, een gek, een mal — maken of slaan; zijn — redden; met zijn — verlegen zijn; een andere betekenis nl. ‘gelaat’ heeft figuur oorspronkelijk in een ridder van de droevige —, een Don Quichot;
9. persoon die een zekere rol in de of een wereld speelt, persoonlijkheid: Thorbecke is een grote —; een nobele —; de belangrijkste figuren van onze letterkunde; (ook) personage in een letterkundig werk;
10. voorstellingswijze: retorische figuren; de — was dat men niet streed tegen de koning maar tegen zijn valse dienaren;
11. (taal) niet-rechtstreekse uitdrukkingswijze, beeldende omschrijving: metonymie, hyperbool, synecdoche, zijn figuren; grammatische figuren, de veranderingen die de woorden, buiten de vervoeging of verbuiging, ondergaan door aanwinst of verlies van een letter, door samentrekking, letterkeer enz.